Aardrijkskundig

Widooie is een dorp van amper 347 ha 16 a 96 ca groot (kadastrale gegevens van 1/1/2003). De volkstelling van 2001 geeft zelfs een oppervlakte van 349ha21a95ca. De grootste afstand noord-zuid bedraagt 3.050 meter, van west naar oost bedraagt de grootste afstand 2.750 meter. De grootste afstand in vogelvlucht tussen het laatste huis op de Mombeekstraat en het laatste huis op de Kertsbornstraat bedraagt amper 1.250 meter.

Deze afstand wordt bijna verdubbeld (2.450 meter) wanneer we rekening houden met de twee huizen op de Romeinse Kassei die sedert 1970 (eerste fusie, Lauw moest stukken grond afstaan aan Widooie en Vechmaal) tot het grondgebied van Widooie behoren. De totale lengte van de grenzen van Widooie bedraagt 11.285 meter. Opvallend is dat daarvan slechts 1.500 meter natuurlijke grenzen zijn (beken). Bij de overige grenzen is de ingreep van de mens erg duidelijk (lang recht stuk op de grens met Bommershoven, lange rechte stukken op de grens met Koninksem). Mogelijk zijn dit nog sporen van de Romeinse landindelingen in het gebied rond Tongeren.

Qua oppervlakte bengelt Widooie met haar 347 ha onderaan de rij van de fusiegemeente Tongeren en is, op Riksingen, Sluizen en Berg na, wat het grondgebied betreft, de kleinste deelgemeente. In orde van grootte zijn de andere deelgemeenten: Tongeren 1.319 ha, Rutten 1.072 ha, ’s Herenelderen 694 ha, Vreren 693 ha, Lauw 647 ha, Koninksem 540 ha, Piringen 456 ha, Nerem 400 ha, Mal 399 ha, Diets-Heur 395 ha, Neerrepen 369 ha, Overrepen 364 ha, Henis 363 ha, Riksingen 320 ha, Sluizen 292 ha, Berg 212 ha. Omringd door grotere buren Vechmaal (714 ha), Bommershoven (635 ha), Piringen (456 ha), Koninksem (540 ha) en Lauw (647 ha) wordt Widooie (347 ha) als het ware weggedrukt. En met een bevolkingsdichtheid van 115 inwoners per km² ligt Widooie ook ver beneden het Belgische gemiddelde (329 inwoners per km2).

 

Widooie: holle weg

Widooie vormt samen met Heers – Horpmaal – Vechmaal het begin van Droog-Haspengouw. Droog-Haspengouw ligt ten zuiden van Vochtig-Haspengouw en is het best bewaarde en vruchtbaarste deel van de leemplateaus. Onder een metersdikke leemlaag liggen mergel- en zandlagen uit het tertiair (70 tot 2,4 miljoen jaar geleden), die rusten op een krijtlaag uit het secundair (225 tot 70 miljoen jaar geleden), meestal Maastrichtiaan, een grof krijt met verharde tufsteen en massieve krijtbanken en silex. Zowel de leem als de krijtondergrond laten het water gemakkelijk door. Droog-Haspengouw dankt zijn benaming aan deze doorlaatbare lagen. De löss of leem heeft het onderliggend reliëf volledig verdoezeld. Sommige dalen zijn door 20 meter löss opgevuld en nog nauwelijks te herkennen. Een ander kenmerk van het lössreliëf zijn de holle wegen: wegen die zo’n 1 à 2 meter lager liggen dan het akkerniveau en aan weerszijden begrensd zijn door steile grachten. De zachte plateaugolvingen zijn meestal veroorzaakt door droge dalen. Deze dalen waar nu geen waterloop meer doorstroomt, dateren uit het einde van de ijstijden (circa 10.000 jaar geleden) toen het smeltwater over de bodem stroomde en een sterke afspoeling veroorzaakte.

Droog-Haspengouw wordt gekenmerkt door een wijds zacht golvend landschap zonder grote bossen, met tal van holle wegen met gehakte houtkanten en hier en daar een alleenstaande boom als rustpunt in het landschap, waarin men her en der grote vierkantshoeven en geconcentreerde kerndorpen ontdekt. Een kerndorp is een dorp waarvan de huizen rond de kerktoren gegroepeerd staan, door het groen van boomgaarden aan het oog onttrokken. De boerderijen staan allemaal in het dorp, de huizen staan zij aan zij. Deze dorpen zijn klein en er bestaat een onderbroken lintbebouwing langs de uitvalswegen. Deze definitie van een kerndorp is integraal van toepassing op Widooie, al zijn de boomgaarden thans vervangen door akkerbouw en aardbeien.
Over deze aardbeien werd in een krantenartikel van 29/1/1962 al het volgende geschreven: “Sedert de oorlog 1940-1945 verwierf Widooie een zekere bekendheid door de teelt van aardbeien. In het oogstseizoen worden de kleurrijke en sappige vruchten dagelijks per vrachtauto afgehaald en naar de fruitveiling gevoerd. Ook komen kooplieden dagelijks grote hoeveelheden rechtstreeks bij de kwekers afhalen. In de oogsttijd zijn steeds handen te kort. De kwekers zijn van in de vroege ochtend reeds aan de slag en ook de grotere kinderen hebben dan, alvorens zich naar school te begeven, reeds menig korfje geplukt. De aardbeienkweek, die nog uitbreiding neemt, wordt bijna uitsluitend als nevenbedrijf door landbouwers en werklieden beoefend. Deze laatsten zijn meestal op nijverheidsondernemingen te Luik aangewezen”.
In de weekendkrant van 15 en 16 juni 2002 wijdde Het Belang van Limburg onder de titel ‘Twee dagen op de aardbeiroute: van de grond in Widooie via Borgloon naar de koper in Parijs’ nog een volledig blad aan de aardbeienteelt.

Uit de verklaring van de naam Widooie blijkt duidelijk dat het dorp met bossen overdekt was. Deze bossen in de onmiddellijke omgeving van het Romeinse Tongeren werden door diezelfde Romeinen massaal gerooid en vervangen door graanakkers. De graanproductie was immers erg belangrijk voor de Romeinse legers. In de Merovingische periode (van ca 430 tot 751 na Christus) werd beduidend minder aan landbouw gedaan. Er manifesteerde zich zelfs een herbebossing op grote schaal. Deze evolutie in het landschap is duidelijk af te leiden uit de studie van de opvullingsedimenten in de Mombeekvallei te Widooie. Tijdens de Romeinse periode en de middeleeuwen werd op grote schaal aan landbouw gedaan. Op de braakliggende akkers treedt bij hevige regenval erosie op en een deel van de weggespoelde bodemdeeltjes wordt op de bodem van de vallei afgezet, samen met o.a. graankorrels en restanten van andere cultuurplanten.

In de Mombeekvallei wordt deze sedimentaanvoer kortstondig onderbroken door een zwarte veenlaag, voornamelijk bestaande uit mossen. Zo’n veenlaag ontstaat door een opeenstapeling van afgestorven plantendelen en ter plaatse groeiende flora. Dateringen hebben aan het licht gebracht dat deze veenlaag zich in de Merovingische periode gevormd heeft. Hieruit kan men afleiden dat in die periode het grondgebied grotendeels opnieuw met bos begroeid was. Een continu bladerdek van bomen biedt een betere bescherming aan de bodem. De sedimentaanvoer in de vallei stopt en de veengroei kan zich ongestoord ontwikkelen.

Widooie: De Mombeek

De langgerekte heuvelrug tussen Widooie en Lauw in het zuiden van de gemeente, is een onderdeel van de waterscheidingskam tussen het Maas- en het Scheldebekken. De Jeker van Lauw vloeit in de Maas terwijl het water van de Mombeek van Widooie uiteindelijk via de Herk, de Demer, de Dijle en de Rupel in de Schelde stroomt. Deze heuvelrug vormt tevens het hoogste punt van Widooie (Hoogveld = 112,5m). In reliëf gezien ‘stijgt’ Widooie van het westen naar het oosten toe en van het noorden naar het zuiden, met een maximaal verschil van zo’n 35 meter tussen het Onderste Broek (= 77m) en het Hoogveld. De dorpel van de kerk ligt op 87,22 m boven de zeespiegel.

In Widooie ligt de bron van de Mombeek, de Kertsborn. De Mombeek voorziet de vijvers en de vroegere slotgracht van het kasteel van Widooie van het nodige water en vormt verderop de grens met Bommershoven. Naargelang de verschillende plannen heeft deze beek vijf namen gehad: de Mombeek (Topografische atlas, 2003), de Molenbeek (Topografische kaart 1979, Topografische atlas 1992), de Herckbeek (Atlas van de buurtwegen, 1844), de Hamptbeek (kadasterplannen) of de Kersbornbeek (op een kaart van 1954). In de Topografische atlas van 1992, uitgegeven door het Nationaal Geografisch Instituut, heet de beek nog altijd Molenbeek. Ze behoudt deze naam tot Wintershoven waar men pas spreekt van Mombeek. In de Topografische atlas van 2003 heet de beek al vanaf de bron te Widooie Mombeek om deze naam te behouden tot Sint-Lambrechts-Herk waar het water herdoopt wordt tot Herk. De oudere benamingen zijn gemakkelijk te verklaren. De Herckbeek omdat de beek uiteindelijk in de Herk uitmondt; de Hamptbeek omdat de beek langs het Hampt vloeide, de Molenbeek omdat de beek langs Harenmolen stroomt, de Kersbornbeek omdat de beek ontspringt aan de Kertsborn. De Mombeek is een ander paar mouwen. De familie Mombeeck was een erg belangrijke familie in Hasselt (een van de grootste grondeigenaars) maar die heeft uiteraard niets te maken met de beek in Widooie. Mogelijk stamt de naam af van het Middelnederlandse mommelen dat ‘mompelen, fluisteren’ betekent, hier te verklaren als een traag vloeiend water dat niet klatert maar fluistert, mompelt. Het grondgebied van de beemden langs de Mombeek ligt in kalkhoudende lagen zodat het water van de beek kalkrijk is.

 

Leave a Reply

Your email address will not be published.