Religieuzen te Widooie geboren

De zoektocht doorheen de archieven heeft 23 ‘geestelijke’ zonen en dochters van Widooie opgeleverd die vanuit dit kleine dorpje over de wereld uitgezwermd zijn.

  • Theodora van Wydoe, begijn in het Catharina begijnhof te Tongeren, zij is bekend via haar testament van 06/08/1457 (Thijs, 1881, blz. 49)
  • Nicolas van Wydoe, kapelaan van de O.L.Vrouwekerk te Tongeren, hij wordt vermeld in het testament van zijn vader Theodore van Wydoe de oude, inwoner van Tongeren, dd. 04/04/1451 (cf. Thijs, 1881, blz. 358-360). Hij treedt tevens als getuige op in een testament van begijn Agnes Donckels dd. 21/07/1470, waar hij omschreven wordt als priester (cf. Thijs, 1881, blz. 370)
  • Wynants Marie van Widoey, meesteres van het Catharina begijnhof van Tongeren, als zodanig wordt ze vermeld in de fondatie van het Goedtshuys soo als de statuyten die de novitien sullen onderhouden, opgemaakt op 26/03/1568, meer bepaald in de volgende passage: ‘vermangelt op een ander huys meesteresse Marien Wynants van Widoey voortyden toebehoorende was‘ (cf. Thijs, 1881, blz. 487-488). Het begijnhof telde een aantal meesteressen: de grootmeesteres, en de meesteressen van de infirmerie, de kerk, de armentafel en het brouwhuis.
  • Martini Margo van Widooie, begijn in het Catharinabegijnhof. Ik kwam haar naam voor het eerst tegen in het boek van Ch. Thijs (Thijs, 1881, blz. 199) waar hij schrijft dat ze ingetreden is op 21/01/1724 en geprofest op 20/01/1726. Ze verlaat het begijnhof op 28/07/1737. In de doopregisters van Tongeren vinden we haar terug op 11/03/1702 als dochter van Arnold Martini en Margaretha Pollaers (zij huwden te Widooie op 28/02/1699). Op dat ogenblik werden ook de kinderen van Widooie te Tongeren gedoopt. Bij de overlijden van Widooie vond ik op 14/11/1733 het overlijden van Arnold Martini. Bij de huwelijken van Widooie dook de naam Martini nog drie keer op: Arnold met Maria Elisabeth in 1728, Joannes met Christina Driesen op 27/12/1724 en tenslotte Petrus met Ghysens Joanna op 11/02/1725. Waarschijnlijk waren dat broers van onze Margo of Margaretha zoals ze gedoopt werd.
    De familienaam Martini dook later ook op in het werk van Baillien. De gezusters Martini Joanna Elisabeth (+1756) en Maria Agnes bewoonden het huis nr. 57 in het begijnhof (cf. Baillien, 1970, blz. 89) dat gebouwd was door de Infirmerie van het Begijnhof op den koyen- ende verckenstal oft die plaetse daerdie selve plegen te staen. Baillien vermeldt dat Maria Agnes en haar zuster Joanna Elisabeth daar in 1738 woonden. Onderzoek van de originele stukken wijst uit dat deze gezusters afkomstig waren van Grimmertinge (tussen Zammelen en Overrepen) en het is niet duidelijk of er enig familiaal verband bestaat met ‘onze’ Margo.
  • Deploige Maria Elizabeth (°21/09/1749 Widooie – +22/04/1826 Widooie), 37 jaar begijn op Sint-Christoffel te Luik (begijnhof dat in 1170 gesticht werd door Lambert le Bègue), zuster van Joseph, Ferdinand en Maria Gertrudis (bron: kerkarchief Widooie nr. 35, burgerlijke stand overlijden Widooie, artikel over de familie Deploige in Het Belang van Limburg)
  • Deploige Maria Gertrudis (°16/12/1751 Widooie – +24/04/1831 Widooie) 40 jaar begijn op Sint-Abraham te Luik (begijnhof dat in 1244 gesticht werd, rue de la Casquette), zuster van Joseph, Ferdinand en Maria Elizabeth. In de overlijdensakte staat dat ze overleden is te Widooie ‘aan de broekskens’. Het doodsprentje vermeldt dat ze na een langdurige ziekte overleden is te Wijdoije in haar ouderlijk huis, oud 79 jaren, en 4 maanden en gewezen Begijn 40 jaren.
  • Deploige Joseph (° 06/03/1757 Widooie – +26/09/1834 Widooie), priester gewijd op 10/03/1781, hoofdkapellaan van het groot begijnhof te Tongeren op 24/01/1786, pastoor te Widooie vanaf 09/07/1810, waar hij na een korte maar geweldige ziekte van drie dagen op 26/09/1834 overlijdt; zie de lijst van pastoors, broer van Ferdinand, Maria Elizabeth en Maria Gertrudis. Hij duikt onder voor de Franse bezetter (1797-1802).
  • Ramaekers Louis (geboren op Terhove en gedoopt te Haren op 26/06/1763 – +14/07/1816 Tongeren), pastoor te Widooie, zie de lijst van pastoors
  • Deploige Ferdinand (°07/11/1765 Widooie – +26/03/1840 Tongeren): was gedurende 48 jaar (1791-1839) pastoor te Vreren, broer van Joseph, Maria Elizabeth en Maria Gertrudis. Toen zijn krachten het begaven verliet hij Vreren en vestigde zich in het begijnhof van Tongeren (mogelijk bij zijn zuster) waar hij na een langdurige en pijnlijke ziekte overleed.
  • Deploige Joanna Catharina (°07/01/1772- +01/01/1861 Widooie): zij is de laatste begijn van het Catharinabegijnhof van Tongeren. Op 30/06/1792 maakt zij haar intrede in het Catharinabegijnhof van Tongeren (cf. Thijs, 1881, blz. 211). Ze koopt er een huis van de familie Saren. Ze is de voorlaatste begijn die in het begijnhof aangenomen wordt. Ze zal 68 jaar in het begijnhof blijven. Wanneer ze overlijdt is ze de laatste overlevende begijn (bron: genealogie Deploige van Georges Delvigne (1985) en Guy Deploige (1998)). We vinden Joanna Catharina Deploige ook terug in de lijst van begijnen die in 1820 nog in het begijnhof verblijven (cf. Baillien, 1970, blz. 71, 77-78). Ze is dan 48 jaar oud, hetgeen bevestigt dat we met de juiste persoon te maken hebben. Joanna Catharina woonde in het huis nr. 16, dat in 1655 gebouwd werd door zijn eerste bewoonster Ida Belfroye. In 1845 stond Joanna Catharina Deploige op het kadaster als eigenares van haar huis in het begijnhof geboekt.
Postkaart begijnhof “onder de linde’. In het huis uiterst rechts woonde Maria Gertrudis Vaes(en).
In het huis uiterst links woonde Joanna Catharina Deploige.
  • Vaes(en) Maria Gertrudis: begijn in het Catharina begijnhof van Tongeren waar zij in 1793 haar testament verbergt onder de dakbalken van een huis in de Bredestraat (zie ook Begijnenpoel). In dat testament beschrijft ze zichzelf als Maria Gertrudis Vaesen, van Bedeu. In de lijst van begijnen die in 1820 en 1846 nog aanwezig waren in het begijnhof (cf. Baillien, 1970, blz. 71 en 77) is een Vaes (in de lijst is geen enkele Vaesen terug te vinden) Maria Gertrudis, 59 jaar oud in 1820, nog aanwezig in het begijnhof in 1846, overleden te Hasselt in 1849, opgenomen. Dat zou betekenen dat ze omstreeks 1761 zou geboren zijn. Zij woonde in het huis nr. 14 van het begijnhof, in 1654 gebouwd door Jan Melderts voor zijn dochter Elisabeth. Marie Gertrude Vaes duikt ook op in het boek van Ch. Thijs (cf. Thijs, 1881, blz. 209) en is volgens deze auteur van Hasselt afkomstig, trad binnen op 03/03/1780, werd geprofest in 1782 en overleed te Hasselt op 14/12/1849. Maria Gertrude Vaes was blijkbaar geen onbemiddelde begijn. In de sacristie van de O.L.V. Basiliek te Tongeren wordt een 17de eeuws zilveren zwaard bewaard, dat naast het jaartal 1834 de inscriptie M.G. Vaes draagt, een gravering die naar Maria Gertrudis Vaes zou verwijzen (cf. Vandegehuchte C., 2004, blz. 323). In diezelfde sacristie is nog een ander artikel van dezelfde schenkster aanwezig: een zilveren wierookvat met Hollandse merken en gedateerd in de periode 1814-1831. Daarin is het volgende opschrift gegrift: thUribULUM aC naVICULa a beggIna Vaes pIe Donata. De Romeinse hoofdletters samen vormen het jaartal 1833. (cf. Vandegehuchte C., 2004, blz. 320). Een derde voorwerp dat op dezelfde plaats bewaard wordt is een zilveren, gedeeltelijk vergulde scepter van 41cm hoogte, gedateerd in 1834 en datzelfde jaar geschonken door M.G. Vaes (inscriptie) (cf. Vandegehuchte C., 2004, blz. 307). Een vierde item is een zilveren kroon (bewaarplaats sacristie) met het volgende chronogram (jaarschrift): haeC Corona eX argento faCta est eXpensIs MarIae gerUDIs Vaes beggIna. Het jaarschrift verwijst naar het jaar 1834 (cf. Vandegehuchte C., 2004, blz. 397). De lijst is nog niet ten einde. Een zilveren kandelaar uit de eerste helft van de 18d eeuw, met een stadsmerk van Brussel en een meesterteken GK, draagt als eigendomsinscriptie M.G. Vaes 1834. (cf. Vandegehuchte C., 2004, blz. 516)
  • Pirlot Marie-Jeanne (°15/06/1904 Widooie – +29/10/1982 Neerpelt): zuster Virginia, zuster van de Voorzienigheid, geprofest op 08/12/1925, was jaren lerares in een weeshuis in Robertmont (Luik, ten noorden van Grivegnée) en stond daarna in het onderwijs (lagere school) te Bocholt. Zij overleed in het ziekenhuis van Neerpelt en ligt begraven te Bocholt.
  • Proesmans Raymond (°31/03/1905 Grootloon – +18/07/1978 Herent): redemptorist missionaris in Dominica, ligt begraven op het kerkhof van de abdij van Park te Heverlee (in 1732 stichtte Alphonsus Maria de Liguori de orde van de Allerheiligste Verlosser, van het Latijnse redemptor = verlosser > redemptoristen). Raymond wordt geboren als oudste zoon van Jozef Proesmans en Maria Clerinx (details: zie Proesmans Hubert). Hij wordt misdienaar in de kerk waar zijn vader 48 jaar lang koster zal zijn. Begin september 1919 begint hij aan de 6de Latijnse in het O.L.Vrouwe college van Tongeren. In 1920 komen twee redemptoristen daar de jaarlijkse retraite preken. Het zal zo’n indruk op Raymond maken, dat hij na lang aandringen in september 1921 naar hun college in Essen mag. In 1925 komt hij dichter bij huis in Sint-Truiden voor het noviciaat. In 1926 legt hij zijn kloostergeloften af (geprofest op 21/09/1926). Raymond wordt op 21/09/1931 te Beauplateau priester gewijd. Op 22/08/1932 draagt hij zijn eremis op in de kerk van Widooie. In 1932 wordt Roeselare de eerste standplaats van Raymond. Tijdens het schooljaar 1933-1934 wordt hij leraar aan de 7de te Essen. Op 30/10/1934 maakt hij zijn eerste afreis voor een missieleven van 43 jaar op Dominica (Antillen). Op 19/09/1976 viert hij te Widooie zijn 50-jarig kloosterjubileum, waarbij hij in een Nederlands, overspoeld met een Frans-Engels accent, vlot en boeiend vertelt over zijn verblijf op de Antillen. Hij was er 23 jaar pastoor van een parochie. Zijn grote hobby was geschiedenis en die vertaalde zich in de studie van het verleden van de Antillen. Het Engels gouvernement reikte hem daarvoor een eremedaille uit: ‘For Meritorious services – Dominica’. Totaal uitgeput zal hij op 29/08/1977 definitief naar zijn geboorteland terugkeren. Iets minder dan een jaar later zal hij in de Sint-Jozefskliniek van Herent overlijden. (bron: documentatie Jean Poismans)
  • Pirlot Marie Christine (°09/07/1905 – +08/08/2005 Hasselt), zuster Patricia, missiezuster van O.L.Vrouw van Afrika (witte zuster van Kardinaal Lavigerie), verbleef meer dan 43 jaar in Rwanda. Christine is 9 als ze haar moeder en 6 maanden later haar grootmoeder verliest. Haar vader plaatste haar bij de zusters van de H. Voorzienigheid te Hoeselt. Christine is 16 als ze een roeping krijgt, ze wil missionaris in Afrika worden. Op 06/12/1922 treedt ze te Herent binnen bij de zusters Missionarissen van Afrika. Daartegen was heel wat verzet gerezen van haar vader en van pastoor Knapen, die haar liever in eigen land wilden houden. Een jaar later vertrekt ze met 6 postulanten naar Saint-Charles (Algiers). Op 25/10/1925 legt ze de eerste belofte af en krijgt de naam zuster Patricia. Ze kiest de richting onderwijs en studeert af als regentes ‘huis en landbouw’. In 1931 vertrekt ze voor haar eerste missieopdracht met de Leopoldville vanuit Antwerpen voor een reis van drie maanden met bestemming Rwanda. Ze neemt er de leiding over verschillende scholen. In april 1948 komt ze voor het eerst terug naar België, o.a. om te herstellen van een longziekte. Een jaar later keert ze genezen terug naar haar tweede thuisland om directrice te worden van een school van 700 kinderen in Astrida. Dat aantal stijgt tot 1.500 leerlingen, verdeeld over 36 lokalen. In 1965 en 1969 komt ze op verlof naar België. In 1974 wordt het werk in Afrika te zwaar en keert ze definitief terug naar ons land. Daar wijdt ze zich aan het bewust maken van de mensen van missiewerk en missieanimatie. 13 jaar lang heeft ze de leiding over dit werk. (bron: documentatie Jean Poismans). In juli 2005 vierde zij in alle stilte haar honderdste verjaardag, een maand later overleed ze.
  • Proesmans Antonie (°03/03/1910 Widooie – +15/07/2006 Leuven), zuster Salomé, zuster van de Picpussen. Zij is de zuster van Raymond en Hubert. Op 05/01/1928 treedt zij binnen in de congregatie van de ‘Zusters van de H. Harten en van de eeuwigdurende aanbidding’ te Tongeren. Zij had ook verder willen studeren maar gelet op het feit dat haar twee broers al verder mochten leren en dat feit op zich al een zware financiële belasting vormde voor het gezin, zaten verdere studies er voor Antonie niet in. Zij is altijd keukenzuster geweest, o.a. in Petit-Rechain (ten noordwesten van Verviers) en Tongeren (Picpussen).
Vnlr: E.H. Raymond Proesmans, Z. Antonie Proesmans, E.H. René Proesmans, Z. Marie-Jeanne Pirlot, E.H. Hubert Proesmans
Z. Marie-Christine Pirlot, E.H. Raymond Proesmans, Z. Marie-Jeanne Pirlot, Z. Josephina proesmans, Z. Antonie Proesmans, E.H. Hubert Proesman
  • Proesmans Hubert (°04/01/1912 Widooie – +26/03/1979 Herent): pater redemptorist, doctor in de Godgeleerdheid, provinciaal overste van de Vlaamse redemptoristen, ligt begraven op het kerkhof van de abdij van Park te Heverlee. Hubert Proesmans was de jongste van vier kinderen van Jozef Proesmans (°28/8/1862 Widooie – +17/04/1952 Widooie) en Maria Clerinx (°21/03/1873 Grootloon – +14/11/1933 Widooie). De oudste dochter Jeanne (1907-1917) overlijdt als ze 10 jaar is aan de gevolgen van difterie. De drie andere kinderen zullen hun leven ten dienste van God stellen. Dat is niet zo verwonderlijk. Ze woonden langs de kerk en vader was 48 jaar koster te Widooie. Hubert was samen met zijn oudere broer Raymond misdienaar. Na het lager onderwijs te Widooie (op dat ogenblik één klas met één leerkracht voor alle studiejaren, meisjes en jongens samen) vertrekt Hubert in september 1923 met zijn oudere broer mee naar Essen. Na wat aanpassingsmoeilijkheden tijdens het eerste jaar, zal hij daarna altijd de eerste van de klas zijn. In september 1930 begint hij aan het noviciaat te Sint-Truiden en wordt er ingekleed op 20/09/1930. Op 21/09/1931 wordt hij geprofest. Op dezelfde dag wordt zijn oudere broer priester gewijd. In datzelfde jaar begint hij te Leuven aan de studies filosofie. Twee jaar later verhuist hij naar het klooster van Beauplateau voor de theologie. In 1934 legt hij de eeuwige geloften af en ontvangt de kruinschering. Op 20/09/1936 wordt hij op zijn beurt te Beauplateau priester gewijd. Op 05/10/1936 volgt de dankmis te Widooie. Hij keert terug naar Leuven voor zijn laatste jaar theologie.
    De Postrijder van 07/10/1936 berichtte het volgende over deze gebeurtenis:

    Widoye – Verleden Zondag werd de Eerw. Pater Proesmans Hubertus op den steenweg te Tongeren afgehaald. Hij zou ’s anderendaags zijn dankmis den Heer opdragen. Bij deze gelegenheid hebben al de inwoners der gemeente geijverd om deze plechtigheid zoo veel luister mogelijk bij te zetten. Men mag zonder overdrijving zeggen dat zij wonderlijk zijn gelukt, want niet alleen boden de versierde straten een bonte kleurschakeering aan, niet alleen vroegen de welverzorgde jaarschriften een aandachtigen blik, ook de Octoberzon die nog zoveel schoons en aangenaams kan doen maken was van de partij en werd door geen enkel wolkje van haren luister beroofd.Van Zaterdag avond reeds herinnerde het kanongebulder de inwoners der omliggende gemeenten wat zij dien morgen in ‘De Postrijder’ hadden gelezen. ‘Morgen is het feest in Widoye’. En velen hebben gezegd: ‘Daar gaan wij kijken’ en zij hebben ook woord gehouden, want aan volk ontbrak het Zondag en Maandag ook niet in Widoye. Een oprecht mooie stoet werd gevormd op den weg naar Tongeren. Hij begreep onder meer 26 ruiters te paard, 24 paren velo’s, wagens met verbeelding van toonneelen uit Congo, de fanfare van Piringen en rijtuigen met de overheden der gemeente en den Eerw. Pater Hubert Proesmans. Bij de terugkomst aan het eerste huis van het dorp werd stilgehouden. Aanspraken werden gedaan door den H. Burgemeester en den Eerw. H. Pastoor. ’t Was een indrukwekkend oogenblik toen de priester missionaris zijn zegen aan de neergeknielde menigte gaf.Aan de kerk was er zoveel volk dat het moeilijk was een plaats te vinden. Hier hield de H. Onderwijzer een gevoelvolle aanspraak waarna een plechtig lof en processie volgden. ’s Maandags werd het feest hernomen en voortgezet. De Eerw. Pater werd stoetsgewijze aan de ouderlijke woning afgehaald en naar de kerk gebracht, waar hij een mis van dankzegging aan den Heer opdroeg. De muziekmis werd op kundige wijze uitgevoerd door het zangkoor van Widoye en de Eerw. P. Clerinx van Piringen deed een gepast gelegenheidssermoon. Na de H. Mis werd de Eerw. Pater stoetsgewijs naar de ouderlijke woning teruggeleid. Talrijke mooie jaarschriften waarin den nieuwen priester hulde gebracht en heil gewenscht werd, versierden de gemeente. Wij vermelden enkel dit eene: GansCh WebeDe bIeDt U opreChte hULDe en geLUkWensChen. Het waren heerlijke dagen die de inwoners van Widoye en de vreemde bezoekers lang en met aandoening zullen herdenken‘.

    De congregatie stuurt hem naar Rome voor zijn doctoraat. Hij zal er verblijven van oktober 1937 tot september 1939 om vervolgens nog een jaar te Leuven verder te studeren. In september 1940 verdedigt hij zijn doctoraatsthesis over ‘De leer van den H. Alfonsus over den goddelijken eeredienst in het algemeen – Een vraag omtrent de grondstellige beginselen in zijn geschriften’. Hij wordt te Leuven benoemd tot professor moraaltheologie. In Widooie zal hij altijd bekend blijven als ‘de professor’. Hij zal heel wat publicaties op zijn naam schrijven. In 1958 wordt hij tevens rector te Leuven. In 1975 wordt hij verkozen tot provinciaal van de Noord-Belgische provincie (herverkiezing in 1978). Einde 75 begin 76 gaat hij op dienstreis naar de West Indies (Dominica, Saint Kitts en Haïti) medio 76 en in april 78 volgen dienstreizen naar het bisdom Matadi. Het drukke leven werd teveel voor zijn hart. Hij overlijdt in het Sint-Jozefziekenhuis van Herent op 26/03/1979. Onder massale belangstelling wordt hij begraven op 31/03/1979. Een bus brengt een 60-tal inwoners van Widooie naar de begrafenis. (bron: documentatie Jean Poismans)
  • Portugaels Imelda Maria (°13/4/1912 Widooie – +21/06/1929 Coussay-les-Bois), zuster Juliette, novice in de Congregatie der HH. Harten. Zij sprak op haar sterfbed haar voornemen als Novice uit. Uit de tekst op haar doodsprentje is af te leiden dat zij ziekelijk was. Zij overleed in het klooster-sanatorium van Coussay-les-Bois. Blijkbaar behoorde dit sanatorium tot de orde van de Zusters Picpussen. Het klooster werd in 1835 door zuster Francoise de Viart gesticht en telde toen 19 religieuzen. Het convent was gebouwd door Charles Coudrin. In 1894 werd dit huis gebruikt als sanatorium voor de zusters. Het zal in 1948 zijn deuren sluiten. Volgens de gegevens die ik op het internet terugvond, werden daar o.a. patiënten met tbc verpleegd. Coussay-les-Bois ligt in het Franse departement Vienne, ten oosten van Châtellerault en ten noordoosten van het meer bekende Poitiers, waar Karel Martel in 732 de Arabieren versloeg. Coussay-les-Bois is een dorpje van zo’n 850 inwoners.
  • de Schaetzen van Brienen Marie (*26/7/1914 Terhove – +26/07/1933 Terhove), congregatie van O.L.Vrouw, derde orderlinge van den Heilige Dominicus. Zij wilde intreden bij de Dominicanessen te Dinant – zeer tot vreugde van haar moeder overigens die altijd gehoopt had dat één van haar kinderen priester of non zou worden – maar het noodlot sloeg op jonge leeftijd toe en verhinderde deze plannen. Marie werd te Antwerpen aan haar amandelen geopereerd en liep daarbij een bloedvergiftiging op die haar enkele weken later fataal zou worden. Ze werd op haar doodsbed geprofest en begraven in de kleren die ze als novice zou gaan dragen (bron: ridder Stany de Schaetzen).
  • de Schaetzen van Brienen Madeleine (°09/11/1916 Ter Hove – +3/8/2001 Brussel), lekenzuster, Madeleine studeerde te Brussel af als sociaal assistente, in die functie was ze actief in een parochie in Brussel. Later was ze als lekenzuster verbonden aan de Benedictines van Brugge en het was van daar uit dat ze naar Belgisch Congo vertrok waar ze meer dan 25 jaar actief was in Elisabethstad (thans Lubumbashi), de hoofdstad van de provincie Katanga. Ze stond er o.a. in voor de katholieke bibliotheek. Ze woonde tegenover het paleis van Tsjombe (1919-1969). Tijdens de strubbelingen rond de Congolese onafhankelijkheidsstrijd keerde ze voor een tijdje naar België terug, om tenslotte naar Congo terug te keren (tegen de zin van vader Georges (1887-1961)). Uiteindelijk zou ze toch naar België terugkeren om te Hasselt op haar bejaarde moeder (Breuls Juliette (1891-1986) te passen. Toen deze laatste overleed, Marie was toen zelf al 70, ging ze naar een Brussels rusthuis. (bron: ridder Stany de Schaetzen van Brienen)
  • Proesmans Josephina (°08/04/1917 Widooie), zuster Maria Godfrida, Dominicanes, verblijft thans in een rusthuis te Nukerke (Glorieuxstraat 7/9 te 9681 Maarkedal), verbleef jaren in Lint (ten westen van Lier, in het klooster van Bethanië) en in Zwitserland (voor haar gezondheid). Zij was zuster portierster en ontving de gasten. Het klooster in Lint was zo’n beetje te vergelijken met Colen. Het klooster had een eigen boerderij, eigen fruitbomen, een eigen groententuin en er kwamen ook studenten om er in alle stilte te studeren. De orde van Bethanië vestigde zich in 1932 te Lint. Het aangekochte domein besloeg 10 ha. In 1937 werd de kapel gebouwd. In 1955 werd de noviciaatvleugel voltooid. In september 1988 verlieten de zuster het klooster na 56 jaar aanwezigheid. In 1991 werd het klooster een opvangtehuis voor politieke asielzoekers, hetgeen hevige protesten van de buurtbewoners uitlokte.
  • de Schaetzen van Brienen Pierre (°04/11/1923 Widooie – +07/12/2003 Braine l’Alleud), missionaris van Afrika – witte pater, priester gewijd te Heverlee op 08/04/1950, missionaris in Rwanda van 1950 tot 1994, begraven op het kerkhof van de Witte Paters te Varsenare.
  • Bijloos Jean (°23/11/1937 Widooie), redemptorist, Jean verliet Widooie in 1948 en studeerde tot 1957 in het college van Essen. Van 1957-1963 studeerde hij te Leuven filosofie en theologie (in 1959-1960 onderbroken door zijn militaire dienst). In 1963 trok hij naar Belfast (Noord-Ierland) om er Engels te leren. In 1964 werd hij uitgezonden naar de Antillen, meer bepaald de eilanden Dominica en Antigua. Daar verrichte hij gedurende 10 jaar parochiewerk. In 1974 verhuisde hij naar New York waar hij priester was in het bisdom Brooklyn. Begin 1976 hield hij het daar voor bekeken en ging hij als arbeider aan de slag in een verffabriek in Chicago. Midden 1976 keerde hij definitief naar België terug om er tot zijn pensionering aan het werk te zijn bij Ford Genk. Jean woont thans te Hasselt (bron: Jean Bijloos).
  • Bijloos Eddy (°29/08/1943 Widooie), redemptorist, is de enige die officieel nog te Widooie gedomicilieerd staat. Eddy vertrok in 1954 in navolging van zijn broer Jean naar het college van Essen. Op 29/08/1962 werd hij geprofest. Hij studeerde te Leuven theologie en filosofie. Op 11/02/1968 werd hij te Leuven priester gewijd. Op 23/11/1968 vertrok hij naar Congo waar hij in Beneden-Congo pastoorswerk verrichtte in de brousse. In de periode 1970-1972 keerde hij naar Brussel terug om er een licentiaatopleiding pastoraal en catechese te volgen. In 1973 begon Eddy aan een tweede periode Congo, opgesplitst in 8 jaren Beneden-Congo (1973-1981) en 18 jaar Kinshasa (1981-1999) waar hij instond voor de priesteropleiding. In 1999 keerde hij terug naar België en sedert 01/03/2000 is hij aalmoezenier van het O.L.Vrouwziekenhuis te Aalst (het ziekenhuis waar de Koning geopereerd werd).

Leave a Reply

Your email address will not be published.