Widooie in beeld

‘Bedeu tiège kraisel en raaig
Pirenge tiège ratte en maais
Keunsem tiège niete en laais’

(Widooie tegen schurft en ruig, Piringen tegen ratten en muizen, Koninksem tegen neten en luizen)

Daarmee verwees men naar drie bedevaarten. Op 12 mei kwam men op bedevaart naar Widooie waar de H. Pancratius aanroepen werd tegen schurft en ruig. Op 17 maart was men al naar Piringen op bedevaart gegaan waar de H. Gertrudis van Nijvel als patroonheilige van veld- en tuinvruchten, bij het begin van de lente aanroepen werd tegen ratten en muizen. Op 13 mei tenslotte trok men naar Koninksem waar de H. Servaas, patroonheilige van kinder- en oogziekten, aanroepen werd tegen neten en luizen.
Jules Frere (“Volkskunde in Limburg”, bewerkt door Jaak Venken, 1992 blz. 317) vermeldt onder het hoofdstuk “Spotternijen over steden en dorpen” het volgende gezegde over Webede (Widooie): ‘Hij heeft het manneke van Bede onder de arm’, hetgeen wil zeggen: ‘hij is lui’.

1. De kapellen

Hieronder kan u een overzicht vinden van alle kapellen op het grondgebied van de gemeente Widooie.

Kapel op de hoek van de Stelstraat en de Weeraardstraat, gebouwd op 11/5/1982 door Constant Vanhove (1911-1996), toegewijd aan Onze Lieve Vrouw van Tongeren, het opschrift van de kapel luidt ‘O.L. Vrouw Oorzaak Onzer Blijdschap’.

Kapel op de Kertsbornstraat, gebouwd in 1985-1986 door Max Clerinx en Lilly Delvigne, toegewijd aan Maria van de Wonderdadige Medaille, ook al luidt het opschrift verkeerdelijk ‘Maria Moeder van alle mensen’ (beeld meegebracht door Gaby Nijs van een bedevaartsoord in Parijs dat sedert 1830 bestaat).

Kapel op de Kertsbornstraat, onderaan de Grubben op de hoek met de Kapelstraat, gebouwd in 1967 door Modest Clerinx en Elza Claikens, toegewijd aan Maria. Hier hing vroeger een kleine kapelletje aan een boom. Dat kapelletje werd er gehangen nadat op die plaats Emma Delvigne (31/3/1891-17/8/1905) verongelukte. Zij zat op de kar die water naar de beesten bracht. Zij is van de kar gevallen en haar hoofd werd verbrijzeld door een hoefslag van het paard. De Postrijder van 19/08/1905 kondigt dit overlijden als volgt aan: 

‘Wij hebben met innige gevoelens van diepe droefheid het onverwacht afsterven vernomen van Mejufvrouw Maria Jozefina Albertina Emma Delvigne, geboren te Widoye dan 31 Maart 1891 en er door een droevig ongeluk overleden, dan 17 Augustus 1905, bediend met de Heilige Sacramenten. De jeugdige en diepbetreurde afgestorvene, wier vroegtijdig overlijden verscheidene der achtbaarste familiën onzer omstreken in rouw en droefheid dompelt, was begaafd met al die schoone hoedanigheden van hart en geest die de voorbeeldige christene, de uitmuntende jonge dochter, de trouwe en verkleefde vriendin, de milddadige beschermster der armen en der noodlijdenden kenmerken..’.

Op de oude zwart/wit foto hieronder, genomen aan de voet van de Grubben in de richting van het dorp, zien we rechts de Holle Straat, in het midden de ijskar en links het kapelletje aan de boom. Dit kapelletje werd later vervangen door een gemetst exemplaar.

Kapel op het Widooierplein, Joseph Smeysters (1912-1985) en Julienne Lowette (13/9/1916) hadden zich voorgenomen grond af te staan en een kapel te laten bouwen wanneer hun dochtertje Nanine (Smeysters Alexandrine 28/3/1946) zou genezen. De kapel werd gebouwd in 1955; in de kapel staat een beeld van het kindje Jezus.

Kapel op de Widooierlinde, tegenover de Mombeekstraat, volgens de overlevering gebouwd door Georges de Schaetzen van Brienen (1887-1961), toegewijd aan Onze Lieve Vrouw. Vroeger hing er een klein kapelletje aan de lindeboom.

Het kasteel

In 1559 verpandde Karel van Bourbon, abt commendataris van de abdij van Corbie de goederen van de abdij in onze streek aan Godfried van Bocholtz, heer van Grevenbroeck (Achel) voor een kapitaal van 12.000 pond en een rente van 1.000 pond (de monniken van Corbie spanden overigens een proces aan tegen hun abt omdat ze de som te laag vonden).

Godfried van Bocholtz nam de titel van heer van Widooie, Beringen, Mol en Dessel aan. Godfried was gehuwd met Alexandrina van Wittenhorst met wie hij drie dochters had: Joanna, Margareta en Anna. Deze laatste was gehuwd met Herman Hoen van Hoensbroek, heer van Oostham. Deze laatste verkochten op 30/08/1585 o.a. hun heerlijke rechten op Widooie aan de Kathedraalkerk van Luik. Een deel van de verpande goederen werd drie jaar later door Herman Hoen van Hoensbroek en Anna Van Bocholtz en haar zuster Margareta van Bocholtz verkocht aan Hendrik Vaes-Valck, burgemeester van Tongeren (hij was zesmaal burgemeester van Tongeren). Dit eigendom bestond uit 50 bunders, in één blok gelegen en vrij van tienden. Bij die 50 bunders was het tegenwoordig kasteel begrepen. De Tongerse familie Vaes behoorde van oudsher tot het beenhouwersambacht en bezat in de 16de en 17de eeuw praktisch het monopolie van de vleesverkoop in de Ambiorixstad. Het waren welstellende burgers en dat was ook de reden dat hun kinderen in Leuven studeerden en later advocaat, priester of notaris werden. Ze stonden al vlug op de hoogste sport van de maatschappelijke ladder en kochten kastelen of heerlijkheden om deze status te tonen.

Burgemeester Vaes-Valck stierf op 28/10/1623. (Zijn grafsteen bevindt zich in de kloostergang van de O.L.V. basiliek te Tongeren) Hij was kinderloos gebleven. In zijn testament van 27/10/1623 verdeelde hij zijn bezit in vier delen. Zijn neef, Andries Vaes, schout van Tongeren, kreeg in zijn deel het goed van Widooie. Zijn zoon, Richard Vaes, echtgenoot van Maria Hubertina van den Hove, voltrok de bouw van ’t huis van Widooie na 1630 en plaatste zijn wapenschild op de gevel (1662). Richard Vaes overleed op 24/09/1693 en werd samen met zijn echtgenote (overleden op 14/5/1681) begraven in de kerk van Widooie. Het kasteel is op eiken palen gebouwd, die in de zompige ondergrond geheid zijn. Een silexplint moet het opstijgen van het vocht beletten.

Familie Vaes

Tijdens zijn leven had Hendrik Vaes-Valck reeds de heropbouw ervan ontworpen. In de kaveling van zijn goederen neemt hij op:

‘Item voor het bouwen des huys (van Widooie) met omloopende grave wijer, sal die geene deze portie vallen sal geven 200 gd. Bb. Jaerlijcks, noch zal hij sculdich sijn te zetten eenen naemschen steen op de porte of elders loco opportuno tot memorie van borghemeester Vaes-Valck met sijne waepen; item sal hebben.met nog materialen die daer nog mochten sijn gedestrueert tot den bouwe’.

 

De grafsteen bevindt zich thans voor en gedeeltelijk onder de biechtstoel, links achteraan in de kerk. De grafplaat meet 230 x 135 cm en bevat heraldische elementen die het belang van de familie moeten beklemtonen. Centraal staan de wapenschilden van de families Vaes en Van Hove. Links en rechts volgen dan onder elkaar telkens vier wapenschilden, waarvan de afbeeldingen nog duidelijk te herkennen zijn maar de teksten van de namen in de meeste gevallen afgesleten zijn. Bovendien bevinden de namen rechts zich gedeeltelijk onder de biechtstoel. Links zijn de namen Vaes en Elderen nog duidelijk leesbaar, daaronder staan de wapenschilden van de families Schroots en Savelant. Rechts is alleen Van Hove nog met zekerheid te ontcijferen, de andere wapens zijn van de families Spauwen, Schroots en Merssen (de andere familienamen danken we aan de Oudheidkundige Inventaris, in 1927 uitgegeven onder leiding van Daniëls en Paquay). De graftekst is de volgende:

‘Hier ligh begraeven ioncker Richgard Vaes ghestorven den 24 7bris Anno 1693 ende die eedele iouffrauwe Maria Herberta Van den Hove syn huysvrouwe ghestorven den 14 may Anno 1681 welcke familie door haeren broeders sone is uytghestorven ende met syn wapen begraven. Bidt Godt voor henne sielen’

 

Het kasteel van Widooie ging over op zijn zoon Andries-Hendrik Vaes. In 1730 veranderde het opnieuw van bezitter, de begunstigde was Jan-Libert Vaes-Jansen, de zoon van Andries-Hendrik. Een jaar eerder (1729) had de familie Vaes een schilderij laten maken dat Jezus aan het kruis voorstelde, samen met Maria Magdalena. Het was een kopie van het werk van Antoon Van Dyck. Het schilderij maakte oorspronkelijk deel uit van het oude hoofdaltaar, eveneens uit 1729. Later verhuisde het naar de pastorij, tegenwoordig hangt het achteraan rechts in de kerk. Bij akte verleden op 25/10/1743 voor notaris Judocus Verbeyst te Brussel, laat Jan-Libert dit eigendom, dat inmiddels aangegroeid was tot 105 bunders, aan zijn neef Jan-Libert Vaes van Brussel. Deze verkoopt 41 jaar later, op 15/04/1794, 14 bunders en belast het overige met een pandrechtelijke inschrijving van 37.000 gulden ten voordele van de abt van Sint-Truiden. De rechthebbenden van de weduwe Jan-Libert Vaes verkopen het kasteel van Widooie op 09/09/1816. Servais Grisard (Grysart) van Luik, eigenaar van het kasteel van Scherpenberg (Nerem) wordt de nieuwe eigenaar. Het is zijn weduwe die in de atlas van de buurtwegen (1844) vermeld wordt als eigenares.

Familie Blochause

De erfgenamen van Servais Grysart verkopen het kasteel aan de familie De Blochaise of Blochouse (naargelang de bron duiken verschillende schrijfwijzen op) (in de archieven van de registratie en het kadaster duiken de voornamen op van Marcel-Alexandre, Pierre-Alexandre rentenier te Luik en Gertrude, deze overgang vindt plaats in de periode 1877-1881). In ‘De postrijder’ van 29/10/1864 vond ik de volgende aankondiging:

‘VERKOOP VAN DIKKE CANADAS Boomen te Widoye – Maendag 7 november 1864, om 9 uren ’s morgens, zal de heer Alexander de Blochouse, door den notaris Delvigne, ter plaetse aen de meestbiedende verkoopen: Omtrent 80 extra dikke en hoogstammige canadas boomen, wassende kort by het kasteel te Widoye. Het vervoer dezer boomen is zeer gemakkelyk. Verzameling der liefhebbers voor de winning. Op crediet mits borg.’ In de kadastrale mutatieschets van 1856 zijn De Blochouse Gertrudis Rosalie, rentenierster te Luik, en Alexandre, burgemeester te Otrange, opgenomen.

Familie de Schaetzen

Het kasteel verandert enkele jaren later (1883) opnieuw van eigenaar wanneer het overgaat naar Georges Vanaken, rentenier te Widooie. Hij is de zoon van Nicolaas en Marie Francoise Colen. Hij staat op het kasteel gedomicilieerd vanaf 03/02/1890 en hij overlijdt te Widooie op 26/08/1897 en is dan 51 jaar oud en ongehuwd. Hij was in Maastricht geboren. Dit is de enige vermelding van de familie Vanaken in de burgerlijke stand (periode 1800-1900) van Widooie. Daarop ging het kasteel in 1898 over in handen van diens zuster mevrouw Maria Breuls de Tiecken (geboren Maria Vanaken, gehuwd met Alfons Breuls de Tiecken). De volgende eigenares (01/05/1919) was de kleindochter mevrouw Juliette de Schaetzen van Brienen (geboren Juliette Breuls de Tiecken op 18/10/1891 te Otrange en te Hasselt overleden op 09/12/1986, gehuwd met Georges de Schaetzen van Brienen, geboren op 08/03/1887 en overleden op 10/04/1961). Ingevolge een ouderlijke verdeling kwam het kasteel in 1950 in het bezit van haar zoon Stanislas de Schaetzen van Brienen (geboren te Bommershoven op 25/06/1924 en overleden te Luik op 05/04/2007, gehuwd met Nicole de Schaetzen geboren te Rotheux-Rimière op 18/09/1924 en overleden te Ochain op 22/11/2005). Diens oudste zoon Norbert de Schaetzen van Brienen (geboren 1948), de huidige eigenaar, kwam in 1976 in het bezit van het kasteel door de schenking/deling.

Kasteelbezetting

Wanneer we deze lijst van de eigenaars vergelijken met de bevolkingsregisters (deze van Widooie zijn beschikbaar vanaf 1846) dan merken we dat de meeste eigenaars (zeker tot 1880) niet te Widooie gedomicilieerd waren. Het kasteel stond genoteerd als Brouckstraat nr. 1. Het zou ons veel te ver leiden om alle daadwerkelijke bewoners op te sommen. Ik geef u één overzicht van de periode 1856-1866, de periode overigens waarin het kasteel zijn grootste bezetting kende. In deze periode van 10 jaar, stonden er niet minder dan 42 personen gedomicilieerd, weliswaar niet allemaal gelijktijdig maar het geeft toch een beeld van de bezetting. We krijgen zo ook een beeld van de herkomst van de mensen die op het kasteel woonden of ‘dienden’ en van de functies die ze vervulden.

Naam Voornaam Beroep Geboorteplaats
Deploige Joseph landbouwer Tongeren
Vroonen Maria Anna huishoudster Bommershoven
Deploige Joanna Maria zonder Widooie
Deploige Jan Joseph Marie zonder Widooie
Deploige Joseph Materne Eduard zonder Widooie
Deploige Catharina rentenierster Widooie
Deploige Maria rentenierster Widooie
Lemmens Jan schaapherder Horpmaal
Janssen Lucie dienstmeid Bommershoven
Vanderbeeke Mathilda dienstmeid Grootloon
D’Huys Joseph dienstknecht Neerrepen
Grootaers Elisabeth dienstmeid Kortessem
Briers Christine dienstmeid Voordt
Groenendaels Jan dienstknecht Borgloon
Tits Arnold dienstknecht Vliermaal
Ghysens Jan dienstknecht Sint-Huibrechts-Hern
Lenaers Jan dienstknecht Grootloon
Jonas Hendrik handwerker Piringen
Clerinx Hendrik handwerker Piringen
Nossin Christiaan labeurknecht Voordt
Swennen Catharina dienstmeid Grootloon
Lemmens Christiaen handwerker Grootloon
Heugens Jan Jacques dienstknecht Voordt
Boekaers Jan Frederik dienstknecht Berlingen
Groven Maria dienstmeid Jesseren
Briers Christina dienstmeid Voordt
Vankriekelsvin Jean Pierre dienstknecht Zonhoven
Jonckers Pierre Jean dienstknecht  
Vroonen Catharina zonder Bommershoven
Lenaers Jeanne Catharina dienstmeid Vliermaal
Chroughs Catharina dienstmeid Overrepen
Broucks Catharina dienstmeid Eigenbilzen
Deploige Maria Josephina zonder Widooie
Vanstralen Jan knecht Zepperen
Genens Hendricus Dionisius zonder Opoeteren
Rochus Laurent knecht Jesseren
Rochus Pieter handwerker Jesseren
Wirix Maria Barbara dienstmeid Vliermaal
Wirix Lambert dienstknecht Vliermaal
Moens Anna Maria dienstmeid Kerniel
Morissen Gerardus dienstknecht Bilzen
Cordens Anna Catherina dienstmeid Bommershoven

Wanneer eigenaar de Blochouse in de periode 1880-1890 ook effectief op het kasteel komt wonen brengt hij zijn Waalse ‘hofhouding’ mee: koetsier Jules Scheijven is van Corroy le Chateau, koetsier Toussaint Frederick, kokkin Marie Elise Ratz en marmerbewerker Jan Simonis zijn van Chaudfontaine, kokkin Octavie Huvette tenslotte is van Serault.

In de periode 1911-1930 (bevolkingsregisters) wordt het kasteel o.a. bewoond door Charles de Schaetzen die gehuwd is met Mathilde d’Udekem d’Acoz, waarmee een verband gelegd is tussen Widooie en de koninklijke familie. Charles de Schaetzen was de jongste oom van de laatste burgemeester van Widooie: Stany de Schaetzen van Brienen. Zijn echtgenote Mathilde d’Udekem d’Acoz was familie van de gelijknamige prinses. Dat is evenwel niet het enige verband. Jaren later zullen de dochter van Norbert de Schaetzen van Brienen, de huidige bewoner van het kasteel, en prinses Mathilde d’Udekem d’Acoz samen op kot zitten te Brussel.

 

De weg van het kasteel van Widooie naar het paleis van Laken in acht stappen.:

  • Mathilde d’Udekem d’Acoz (Widooie) x Charles de Schaetzen
  • Arnold d’Udekem d’Acoz x Thérèse Du Bois
  • Louis d’Udekem d’Acoz x Fulvie de Posson
  • Gerard d’Udekem x Justine de Posson (gemeenschappelijke voorouders)
  • Jacques d’Udekem d’Acoz x Alice de Kerchove
  • Maximilien d’Udekem d’Acoz x Angélique Van Eyll
  • Charles d’Udekem d’Acoz x Suzanne De Smet
  • Patrick d’Udekem d’Acoz x Anne Marie Komorowski
  • Prinses Mathilde d’Udekem d’Acoz (Laken) x Prins Filip, Hertog van Brabant, Prins van België.

    (alle voornamen werden niet in deze lijst opgenomen)

Het kasteel werd in 1670 door een brand vernield. Andere bronnen vermelden het jaartal 1675 en de troepen van Lodewijk XIV als de grote boosdoeners. Het strekte zich uit ten zuiden van de huidige gebouwen, waar nu de tuin is. Het werd niet meer heropgebouwd. Naar verluidt werd het oorspronkelijke boerderijgedeelte tot kasteel omgevormd. De hoektoren dateert uit dezelfde periode als de inrijpoort (1662). Naast de hoektoren zie je bovenop het dak een klein klokkentorentje, waarmee destijds de maaltijden van het personeel aangekondigd werden. Het woonhuisgedeelte werd in de tweede helft van de 18de eeuw grondig gewijzigd. Typisch zijn de kalkstenen omlijstingen met trapeziumvormige sluitblok boven de ramen. De muuropeningen in de zuidelijke gevel schijnen te dateren van circa 1770, die aan de zijde van het erf zijn van recentere datum. In deze gevel bevindt zich een wapenschild van Hendrik Vaes met datering 1640 en erboven een mergelstenen gevelsteen met datering 1755, een verwijzing naar de classicistische verbouwing van dit gedeelte. De trapgevel die dit gedeelte (oosten) afsluit evenals de gelijkaardige trapgevel van de schuur zijn van oudere datum en dienen geplaatst in de bouwcampagne van Hendrik Vaes (begin 17de eeuw). De geveltop is voorzien van kleine, mergelstenen reliëfs met gestileerde bloemen. Deze schuur werd tijdens de eerste maand van de tweede wereldoorlog (mei ’40) door een brandbom getroffen en leed ernstige schade. De oostelijke stalvleugel (afgebrand op 09/09/2001, twee dagen voor de beruchte 11 september in Amerika, in de brand werden 20 oldtimers tot schroot herleid) en de stalvleugel ten noorden van de inrijpoort dateren van het einde van de 17de eeuw. Het geheel is opgetrokken in Maaslandse renaissancestijl (de ‘stijlzuiverheid’ wordt verstoord door de vergrote vensters en de eruit weggenomen kruisen, terwijl anderzijds ook de speklagen onderbroken zijn).

In 1912 liet de eigenaar een opvallende koestal bouwen in neo-maasstijl.

De pastoor van Widooie (E.H. Knapen) noteerde na de eerste wereldoorlog het volgende verslag over de bezetting van het kasteel van Widooie door de Duitse troepen:

‘Generaal Lüdendorff had eenen oproep gedaan tot het gansche Duitsche leger, hij had eene macht van machinegeweren laten vervaardigen en hij wou vrijwilligers om die te handteeren. De hoogte van Riempst op Millen-Tongeren Oreye-Heers zou dienen als ecercitieplaats – de werken die daartoe moesten uitgevoerd worden, waren dan reeds gereed, indien de verdedigingslinijn daar moest aangebracht worden en zoo verder op Antwerpen – Den 12 december 1917 kwam de 3e afdeeling van de 11e compagnie machinegeweeren in Widoye aan. Soldaten in alle huizen en zoo gedurig tot den terugtocht was afgeloopen. Die 3e afd. van ’t elfste, kwam van het front, om uit te rusten, maar dat waren nu eens echte Duitsers, eten, drinken, zingen, zwieren van ’s avonds tot ’s morgens en van ‘smorgens tot ’s avonds. In ’t kasteel, dat ze van binnen bijna totaal hebben afgebroken, lagen stafofficieren. Met Kerstmis hielden zij groot feest, dronken en dansten ter eere van den Keizer, Kroonprins en Ludendorff en op den val van Frankrijk en Engeland; daartoe hadden zij bij den pachter van ’t kasteel, ’s nachts, den ezel uitgehaald en het beest dat Frankrijk en Engeland vertegenwoordigde, moest voor hen kunsten doen en wijn meedrinken. Een mijner vrienden had er al gauw een liedje op gedicht:

De(n) Ezel van Bedeu (In de wandeling voor Widoye, de Walen zeggen Bidooie)

Een uitgelezen staaltje van Duitsche deftigheid.
Was luitenat “Taptap” – zijn naam zij zoo gezeid.
Want zuipen was zijn leven;Hij vierde gaarne feest.
En was hij vol van wijn, dan leek die man een beest.

De Pruisen vierden geerne het schoone “Weinachtsfest”
“Taptap”, dat spreekt van zelve, deed ook toen weer zijn best.
Hij met zijn kameraden van zuiver pruisisch ras,
Den ganschen avond zopen, den wijn met volle glas.

Toen ze allen dronken waren in ’t late nachtelijk uur,
Sloeg uit hun geile harten, gevormd door hoog cultuur,
Een zucht naar hooger lusten: Taptap vond in zijn brein,
En allen juichten blijde – “Een ezel moet er zijn”.

Dan zou het feest gedijen, dan steeg de vreugd ten top,
Dan kregen ze echt plezier, dan was het feest volop!
En langoor moest verschijnen, hij volgde gansch gedwee,
Waar hij werd rondgestooten, ging hij gewillig mee.

Men deed den ezel draven, hij draafde door de zaal,
Waar hij toe werd genoodzaakt, dat deed hij allemaal.
Doch met de Pruisen drinken op Frankrijks, Engelands val,
Dat wilde langoor geenszins, toen moest hij naar den stal.

’t Was jammer, want de ezel was daar nog bij vandoen,
Van al die ezelsmannen had hij het meest fatsoen.
De heeren ezels zopen en kotsten in hun bed.
Den ezel van Bedeu die hield zijn bedje net.

De kerk

De kerkelijke organisatie en structuur te Widooie waren tijdens het Ancien Régime (voor de Franse Revolutie) nauw verbonden met de collegiale Onze Lieve Vrouwekerk te Tongeren. De parochiale omschrijving van Tongeren telde drie kerken intra muros (binnen de muren) en tien filiaalkerken extra muros (buiten de muren), waaronder deze van Widooie. De filiaalkerken waren niet onderworpen aan offerandes tijdens de bankruisprocessies (deze dorpsprocessies waren voorafgegaan door het kruis en relikwieën, vandaar de naam) maar wel aan de gewone verplichtingen van het vuurgeld.

Met Pasen was Widooie verplicht tot het betalen van vuurgeld of obulus ignis, dat in 1385 als volgt omschreven werd in de volgende ‘vertaalde’ tekst: ‘Elke inwoner van de parochie Tongeren die een huis of schoorsteen bezit in de parochie Tongeren betaalt aan de Sint-Niklaaskerk twee denieren, vuurgeld genaamd. Wie tienden betaalt is gehouden één denier te betalen. Twee delen van deze offeranden komen toe aan de plebaan als gift van de parochie en één derde aan de kanunnik-koster (een functie die later wordt overgenomen door de kerkfabriek)’

Het collegiaal kapittel van Tongeren was niet alleen niet onderworpen aan de aartsdiaconale bevoegdheid, maar oefende deze macht zelf uit, zodat de aartsdiaken van Haspengouw geen uitstaans had met de kerk van Widooie. De kerk van Widooie was eigenlijk een kwartkapel (quarta capella). Dit betekent dat ze slechts een vierde betaalde van de belasting verschuldigd aan de bisschop (cathedraticum) en aan de aartsdiaken (obsonium) in dit geval de Tongerse collegiale.

De kwartkapel van Widooie bestond reeds in de 12de eeuw, zoals blijkt uit een akte van 1205 waarin Henricus, voogd van Maastricht, een stuk grond schenkt aan het Tongerse kapittel. In deze akte worden de rectors of pastoors van Conissem, Offelken, Wydoy, Pyringes, Hanis, Reepen en Rixenges genoemd. De kwartkapel van Widooie was afhankelijk van het Tongerse O.l. Vrouwekapittel en het was de plebaan (pastoor) die de bedienaar aanstelde. Die afhankelijkheid betekende o.a. dat alle kinderen van Widooie in de moederkerk van Tongeren gedoopt moesten worden.

In de eigen kerk kon men alleen huwen of begraven worden. Widooie bezat daarom geen doopvont tot aan de Franse Revolutie. Diezelfde Fransen zijn de oorzaak van het feit dat een klok van de kerk van Widooie, met een gewicht van 200 ponden en het volgende opschrift: ‘Leonardus Ramaekers custos’, geroofd werd en op 24/12/1798 naar Maastricht getransporteerd. Deze klok was in 1751 gebarsten en werd dankzij koster Ramaekers hersteld (vandaar zijn naam in het opschrift). Deze kleine klok werd door de firma Lannoy ‘ontmanteld’.

 

De kerktoren is thans nog één klok rijk. Deze klok heeft onderaan een diameter van 70 cm en is aan de binnenkant gemeten 60 cm hoog. Aan de bovenkant (buitenzijde) draagt deze klok het volgende opschrift: ‘S. Maria e S. Pancrasius ora pro nobis Winans Vinars Kerckmester 1632’ (vertaald: Heilige Maria en Heilige Pancratius bid voor ons Winans Vinars kerkmeester 1632). De kerkmeester in kwestie was ofwel de schenker van de klok of de peter ervan (hetgeen in veel gevallen hetzelfde betekende). Toeval of niet, deze klok dateert uit hetzelfde jaar als de twee klokken van de kerk van Bommershoven. In de rekeningen van de kerkfabriek van 1906 vond ik de buitengewone uitgave van 19,50 BEF terug voor de aankoop van een koord voor de klok en van 169,80 BEF voor de versiering van de kerk bij de plechtige wijding van het hoogaltaar.

In 1804 (Franse periode) wordt de kerk van Widooie als succursale (afhankelijke filiaalkerk) bij deze van Haren gevoegd. Na de Belgische onafhankelijkheid wordt de kerk van Widooie in 1834 opnieuw afgescheiden van Haren. Een jaar eerder bouwde men te Widooie – op initiatief van Jozef Deploige (pastoor) – een nieuwe pastorij.

De kwartkapel van Widooie bestond reeds in de 12de eeuw (volgens Kanunnik Vandeweerd zelfs al in 1036). Ze werd in 1421 door het kapittel gerestaureerd en op het einde van de 18de eeuw wordt ze als bouwvallig vermeld. De oude kerk van Widooie wordt op 25/05/1674 door Franse soldaten geplunderd. Widooie is overigens niet het enige slachtoffer. Het Franse leger kampeert tussen Mal en Xhendremael en soldaten van dit leger plunderen de kerken van Berg, Henis, Riksingen, Widooie, Piringen, Bommershoven en andere dorpen. Diezelfde Franse troepen zullen in 1677, onder de leiding van generaal Calvo, verantwoordelijk zijn voor de grote brand van Tongeren, waarbij de kerk en 515 huizen in de as gelegd werden. Het feit dat Zweedse troepen op 28/05/1675 bijna alle huizen van Widooie afbreken, kadert in dezelfde historische context. De Hollanders hadden blijkbaar ook hun steentje bijgedragen in de baldadigheden, vermits de parochieregisters van Widooie onthullen dat Maleys Joannes op 24/10/1675 overlijdt na ‘ab hollandis ad mortem vulneratus’ (vert: door de Hollanders dodelijk verwond te zijn). In 1693 plunderen Fransen de kerk twee keer. De schade werd geraamd op 300 florijnen. Een jaar later plunderen ze de graanoogst en kappen al het hout.

De daarstraks geciteerde plundering van de kerk en de afbraak van de huizen kaderen in de Hollandse oorlog van 1672 tot 1678. Alle militaire acties zijn toe te schrijven aan de machtswellust van de Franse koning Lodewijk XIV. In april 1672 verklaart Lodewijk XIV de oorlog aan de Verenigde Provinciën. In 1670 en 1671 had hij al verdragen gesloten met de Engelsen tegen de Verenigde Provinciën en met de Duitse keizer en de prins-bisschop van Luik voor vrije doortocht. In 1672 hadden de Fransen al Tongeren, Sint-Truiden en andere Haspengouwse steden verwoest. In mei 1672 kamperen 30.000 Franse soldaten te Lauw, de koning zelf verblijft in Nerem. In juni van dat jaar plunderen de Fransen de kerken van Koninksem en Hamal. De Spaanse Nederlanden (zeg maar het huidige België) scharen zich aan de zijde van de Verenigde Provinciën (Nederland) en levert zelfs troepen. Wanneer de Fransen in oktober 1672 in het prinsbisdom Luik 20.000 dwangarbeiders oppakken en ze naar Maastricht sturen, reageert de prins-bisschop niet. In juli 1673 capituleert Maastricht voor de Fransen. Een maand eerder is Tongeren door de Fransen – in aanwezigheid van Lodewijk XIV – door een buskruitontsteking vernield. In oktober van dat jaar verklaart de Spaanse landvoogd de oorlog aan Frankrijk. Het Duitse keizerrijk, Denemarken en de Verenigde Provinciën stellen 8.000 man ter beschikking van de Spanjaarden. In januari 1674 sluiten deze landen een verbond tegen Frankrijk. Een maand later sluit de Engelse koning eveneens een vredesverdrag met de Verenigde Provinciën waardoor Frankrijk alleen komt te staan in zijn strijd tegen deze coalitie. In juni 1675 nemen de Fransen o.a. Dinant, Hoei, Tongeren, Sint-Truiden en Tienen in. In juli 1676 belegert Willem III van Oranje Maastricht dat in Franse handen is, maar moet de belegering een maand later opheffen. Op 11/04/1677 wordt Willem III bij Kasselberg door de Fransen verslagen. Op 14/11/1677 huwt Willem III van Oranje met de Engelse prinses Mary Stuart waarmee het bondgenootschap tussen de Engelsen en Holland nogmaals bekrachtigd wordt. In februari – maart 1678 bestormen Franse troepen andermaal Vlaanderen en veroveren o.a. Gent en Ieper. De vrede van Nijmegen van 17/09/1678 maakt een einde aan deze oorlog. De Spaanse Nederlanden worden het slachtoffer van de territoriale toegevingen.

Na deze korte historische ‘uitstap’ keren we terug naar de kerk. Blijkbaar werden in 1717 eveneens werken aan de kerk uitgevoerd, vermits een vloersteen in de huidige kerk dit jaartal draagt (de steen ligt aan de linkerzijde van de kerk, gezien vanaf de deur, op de 5de rij vanaf de muur, en de 8ste rij voor de biechtstoel). Misschien werd de kerkvloer of een deel ervan toen wel vernieuwd. In 1804 werd de kerk als succursale (filiaalkerk) bij deze van Haren gevoegd.

We beschikken eveneens over gegevens over de kerk via de verslagen van de dekenale visitaties. Tijdens de 17de en de 18de eeuw vonden deze te Widooie plaats op 29/09/1681, 10/04/1707, 21/09/1733, 03/05/1740 en 14/11/1751. Uit deze verslagen citeer ik een aantal zinnen:

  • 1707: tabulatum ex parte fractum (vert. De verdieping is ten dele gebroken)
  • 1733 en 1740: muris et tectum sunt in boni statu, sicut et pavimentum (vert. De muren en het dak zijn in goede staat, hetzelfde geldt voor de vloer)
  • 1751: murus versus septentrionem minatur ruinam et indiget reparatione (vert. de muur aan de noordzijde is bouwvallig en dient hersteld te worden)
  • 1740: pulchrum novum cum pictura in medio repraesentante Christum (vert. een mooi nieuw (hoofdaltaar) met in het midden de afbeelding van Christus)
  • 1751: duo altaria nova et pulchra: (Vert. twee mooie nieuwe altaren)
  • 1681: turris indiget reparatione 3000 tegularum; et quia incolae tenetur eas advehere suis sumptibus, ideo hoc onus ipsis injungimus, alioquin cogentur per fiscum (vert. de toren vereist de herstelling van 3000 dakpannen en omdat de inwoners gehouden zijn deze op hun kosten aan te voeren, derhalve belasten we dezelfden met deze taak, voor het overige wordt het geld door de schatkist verzameld)
  • 1707: est in boni statu (vert. (de toren) is in goede staat)
  • 1751: secunda campanula scissa est et indiget reparatione (vert. De tweede klok is gescheurd en vereist herstelling)
  • 1733: coemeterium: muri sunt fere in statu (vert. De muren van het kerkhof zijn grotendeels in orde)
  • 1681: nec pastor habuit quirelam contra parochianos (vert. De pastoor heeft geen twist/ruzie met de parochianen)

De nieuwe (huidige) kerk werd in 1846 gebouwd naar een ontwerp van architect Dumont. De eerste steen werd gelegd op 27/04/1846 en de plechtige inwijding van de kerk gebeurde op 14/07/1851 door de bisschop van Luik, Cornelius Richardus Antonius Van Bommel. Men voorzag voor de bouw 480.000 bakstenen (met een kostprijs van 2.259,13 BEF) en raamde de totale kosten op 19.000 BEF, inclusief 200 BEF voor de afbraak van de oude kerk.

In dat verband is de tekst van de beraadslaging van de kerkfabriek van Widooie dd. 31/07/1848 van belang: ‘Plegtige Benedictie der nieuwe Kerk van Widoye – Op heden den 31 July 1848 is de Zeer Eerwaerde Heer Reinartz Deken van Tongeren overgegaen tot de plegtige Benedictie der nieuwe Kerk gebouwd volgens plan van den H. Dumont, bouwmeester, door den ijver en zorg van de H.H. J.B.J. Coenegracht, Pastoor, en J. Deploige, Burgemeester en het bijdragen der inwooners, welker eersten steen is gezegend geweest door den zelfden Zeer Eerwaerden Heer Deken den 27 April 1846. Deze plegtigheden hebben bijgewoond de Heeren Moers pastoor in Piringen, Dirix id in Hex, Maes id in Haeren, Gielen id in Bommershoven, Massaert id in Vechmael, Gos id in Freeren, Gerrits id in Overrepen en de H.H. Warnots en Reinders Kapellanen in Tongeren – Deze Kerk heeft gekost 20.501 frs’.

Op het archief van de provincie Limburg (nr. 1262) wordt een lijst bewaard van de namen en de bedragen van diegenen die de bouw van de kerk steunden in geld, in dagen handenarbeid, in karrenvrachten uitgedrukt in dagen met 1 paard of met 2 paarden. Ik vermeld hier enkel de grootste kleppers: de kinderen Deploige met 500 frank in geld en 36 dagen karrevrachten met 2 paarden hetgeen nog eens een waarde van 386 frank vertegenwoordigde, in het totaal dus 886 frank. Pastoor Coenegracht was ook groed voor 500 frank. Eén dag handenarbeid werd gevalideerd op 1 frank. Eén dag karrenvracht met 2 paarden werd gevalideerd op 10,75 frank. Eén dag karrenvracht met 1 paard stemde overeen met een geldwaarde van 6,75 frank. De andere grote ‘sponsors’ (van meer dan 200 fr) waren Deploige Jean (248 fr), Ramaekers Leonard (272 fr), Walmach Walterus (266 fr), Vroonen Christiaen (222 fr), Lambie Guilliam (236 fr), Deploige Catharina (250 fr) en Deploige Maria (250 fr). In het totaal vermeldt deze lijst 43 namen, die samen goed zijn voor een totaal bedrag van 5.503 BEF (26,8% van de uiteindelijke totale kostprijs).

Onder hetzelfde nummer wordt een ‘Cahier des charges et conditions pour la construction de la nouvelle église de Widoie‘ (9 blz.) van 20/01/1846 bewaard. Daaruit onthouden we het volgende (vertaalde samenvatting):de aannemer moet de oude kerk afbreken en de gerecupereerde materialen kuisen en ze op geordende stapels zetten op aangeduide plaatsen op een afstand van minstens 100m van de te bouwen kerkde bakstenen en andere stenen van de afbraak moeten gebruikt worden voor de funderingen van de nieuwe kerk, de mortel bestaat uit 2/5 kalk en 3/5 zandde bovengrondse muren worden gemetst met nieuwe bakstenen en blauwe steende vloertegels moeten glanzende stenen van Namen zijn van 40 bij 40 cmhet dak wordt bedekt met leien van Herbemont van eerste kwaliteitin alle vensters zal half wit (demi blanc) glas komende aannemer zal een eiken communiebank maken voor het koor en voor de kapellende mortel voor het metselwerk moet samengesteld zijn uit 2/5 ongebluste kalk en 3/5 zandde blauwe steen moet van de steengroeven van Sprimont of van Lile bij Luik komende beschreven werken moeten met alle mogelijke middelen uitgevoerd worden opdat ze zouden voltooid zijn op 01/12/1846Op deze aanbesteding volgden vijf inschrijvingen (prijsoffertes) waarvan de laagste 14.500 BEF bedroeg. Na enkele aanpassingen werden de werken becijferd op 13.900 BEF en toegewezen aan Louis Lacroix, de zoon, meester metselaar te Olye.

Een inventaris van de roerende goederen van de kerk (1837) vermeldt vier en twintig banken in de kerk, waarvan 12 nieuwe van 1837 en 7 familie banken. (S.A.T. kerk Widooie nr. 30 blz. 69v). In 1849 werden zes nieuwe eiken banken gegeven, de eerste door den Heer Pastoor, de tweede door Maria en de Begijn Deploige (hiermee wordt waarschijnlijk Joanna Catharina Deploige bedoeld, de laatste begijn van het begijnhof van Tongeren), de andere door Guilliam Lambie en zijne familie (S.A.T. kerk Widooie nr. 30 blz. 70v).

De kruisweg werd opgericht op 30/10/1855: ‘in dato van 30 october 1855 geteekend H. Neven Vic. Gen: plechtiglijk den Kruisweg of XIV Statiën opgericht, geholpen door eene groote menigte H.H. Pastoors en Kapellanen, in de tegenwoordigheid van veele honderden Kristenen der omliggende dorpen die deze plechtigheid hebben willen bijwonen’

De glasramen dateren van 1896 zoals blijkt uit de opschriften van de schenkers. Bij deze schenkers vinden we een aantal gekende namen terug. Ik overloop de glasramen zoals we de kerk binnenkomen, d.w.z. in de volgorde van de deur tot het koor. Eerst de linkerzijde.

  1. Mevrouw We Meyers Lambie 1896 (bedoeld wordt Maria Lambie, te Widooie geboren op 05/06/1835, huwt op 13/06/1855 in Widooie met Renerus Meyers eveneens te Widooie geboren op 27/10/1833 en aldaar overleden op 01/07/1892, van 1873 tot 1878 was hij burgemeester van Widooie).
  2. Dna Julia Colen Relicta Dn Nicolai Van Aken me deo vovit anno MDCCCXCVI (Vert. Mevrouw Julia Colen weduwe van de heer Nicolas van Aken heeft mij aan God gewijd in het jaar 1896). In dit glasraam zijn tevens twee wapenschilden verwerkt. Zij is de moeder van de schenker van het volgende glasraam.
  3. Dnus Georgius Hubertus van Aken me fieri curavit anno MDCCCXCVI (Vert: De heer Georges Hubert van Aken heeft ervoor gezorgd dat ik gemaakt werd in het jaar 1896. Georges Hubert Van Aken was te Maastricht geboren. Hij was de zoon van Nicolaas Van Aken en Marie Francoise Colen. Hij is 51 jaar wanneer hij op 26/08/1897 te Widooie overlijdt. Hij was een ongehuwde rentenier).
  4. In het koor: P Cornelis Pastoor 1896 (Petrus Joannes Cornelis was pastoor van Widooie van 1890-1903).

Ook de rechterzijde telt vier glasramen. In dezelfde volgorde hebben ze de volgende opschriften:

  1. MM Jozef en Albert Delvigne 1896 (Vermoedelijk worden hiermee bedoeld: Joannes Josephus Delvigne, te Widooie geboren op 11/10/1846 als zoon van Hermanus Arnold Delvigne en Maria Anna (Joanna) Deploige; en Joannes Arnoldus Albert Delvigne, op 2/4/1856 te Widooie geboren uit dezelfde ouders. Joseph Delvigne was lid van de kerkfabriek van 1868 tot 1915)
  2. C Vroonen – Lambie Burgemeester 1896 (bedoeld wordt Christiaan Vroonen, burgemeester van Widooie van 1879-1903. Hij was te Widooie geboren op 10/04/1818 en huwt daar op 22/02/1854 met Gertrude Lambie, te Widooie geboren op 09/02/1828),
  3. Dono Dna Mariae Van Aken relictae Ddi Alphonsii Breuls Anno MDCCCXCVI (Vert: geschonken door mevrouw Maria van Aken weduwe van de heer Alphons Breuls in het jaar 1896) Dit glasraam bevat eveneens twee wapenschilden. Zij waren de eigenaars van Ter Hove.
  4. in het koor: Mevrouw Marie Meyers Tongeren 1896.

In de periode 1876-1890 dringen zich reeds herstellingswerken aan de nieuwe kerk op. Er moest een nieuw dak op de toren komen, de helft van het dak van de kerk zelf diende vernieuwd te worden en de andere helft hersteld. De toren moest ‘ingestreken’ worden en vensters gerepareerd. De kerk diende geverfd te worden en ‘gebonden’. Deze werken werden geraamd op 1.473,38 BEF en gebeurden onder toezicht van provinciaal architect Leon Jaminé (oplevering op 23/01/1889). In 1877 schrijft de provinciaal architect aan de gouverneur: ‘Cette église a été construite il y a une trentaine d’années. La tour par son poids s’est détachée de l’église et aux deux baies de fenêtre de la première travée on remarque une lezarde qui a fait descendre le chaveaux des vousfures’ (vert: Deze kerk is een dertigtal jaren geleden gebouwd. Door zijn gewicht is de toren van de kerk losgekomen en aan de twee venstersopeningen van de eerste travee bemerkt men een scheur in de muur die de sluitsteen van de gewelven heeft doen naar beneden komen).

In 1898 besluit de kerkfabriek een ‘armonium’ aan te schaffen: ‘inziende dat een zanggenootschap is opgericht welk op de bijzondere feestdagen mis en lof in muziek uitvoert met begeleiding van een armonium, dat daar toe een klein en thans ontoereikend armonium gebezigd wierd, door mejufvrouw Maria Meijers van Tongeren tijdelijk ter beschikking van den fabrijkraad en het zangkoor gesteld, ingezien dat ter opluistering der goddelijke diensten het bekoorlijk is den kerkzang met orgel te begeleiden, dat het bijgevolg zoude betamen dat de fabrijkraad zich een nieuw armonium aanschaffe’. De kostprijs werd geraamd op 1.100 franken (beraadslaging kerkfabriek van 03/07/1898) en zal uiteindelijk 1.150 franken bedragen. Het muziekinstrument werd gekocht bij Victor Mazet, inventeur de l’orgue – harmonium à registres de combinaisons préparées, 19 rue du Gentilhomme (près de l’église Sainte-Gudule) Bruxelles. Een jaar later krijgt men daarvoor een toelage van de overheid van 183,34 franken. Een bedrag van 143,33 franken van dezelfde overheid wordt toegezegd om ‘eenen voetpad in kareelen rond de kerk’ aan te leggen en de voorgevel te herstellen. (beraadslaging kerkfabriek van 11/03/1900).

In 1901 dringt de noodzaak zich op om het hoofdaltaar te herstellen of te vervangen. Dat zulks dringend is, moge duidelijk blijken uit de volgende tekst:
‘Aangezien het hoogaltaar gansch versleten is en onbruikbaar geworden is, tenzij het verscheidene en zeer kostelijke herstellingen zoude ondergaan, dat de celebrant bij het begin der goddelijke diensten meermalen verplicht was de tusschenkomst van een ambachtsman in te roepen om de deur van het tabernakel te kunnen openen, dat het bovenste gedeelte van het altaar zelfs zoo zeer vervallen is dat het schokt als men er eenigszins aan raakt, dat het bijgevolg onmogelijk is het hoogaltaar waardig te maken van den eerendienst en het tabernakel volstrekt niet meer betaamd om het allerheiligste tot schuilplaats te dienen, aangezien dat genoemd altaar niet het minste kunstwerk bevat (het bestaat enkel in een tombe van brikken waarop een soort van trapje in effen geschaafde planken en daarboven een vierkantig kiesje, dienende tot tabernakel), dat de kerk van Widoye zonder nogtans een openbaar prachtgebouw uit te maken niet te min van binnen in echt romaansche stijl is afgewerkt en eenen zekeren kunstmatigen stempel beezigt daar zij bijzonder zeer fraai versierd is, prachtig en zeer kunstig geschilderd en de vensters met gekleurde ruiten verrijkt zijn, dat het bijgevolg zeer te wenschen ware dat het hoogaltaar min of meer overeenkomstig weze met het overige van de kerk’. Er werd beslist de toelating te vragen het bestaande hoogaltaar af te breken en een nieuw op te richten. Het schilderij dat thans achteraan in de kerk hangt en uit 1729 dateert, maakte oorspronkelijk deel uit van het oude hoofdaltaar van hetzelfde jaar.

Er werd inderdaad een nieuw altaar opgericht. Het werd een gebeeldhouwd retabel in witte steen (stijl 12de eeuw), waarvan de kostprijs 4.900 BEF bedroeg, met links de voorstelling van de bruiloft van Kana en rechts de maaltijd met de Emmaüsgangers. We zien links Christus en Maria over wijnkruiken gebogen staan, op het ogenblik dat Hij het water reeds in wijn veranderd heeft en de dienaren de opdracht geeft de wijn naar de tafelmeester te brengen. Onder dit tafereel staat het volgende opschrift: ‘Haurite nunc et ferte architriclino’ (vert: Schept er nu wat uit en brengt dat naar de tafelmeester) een zin uit het evangelie volgens Johannes 2,8. Rechts bemerken we Christus op het ogenblik dat de Emmaüsgangers hem herkennen aan het breken van het brood. Onder dit tafereel staat de volgende Latijnse tekst: ‘Accepit panem et benedixit’ (vert: Hij nam het brood en zegende het) een fragment uit het evangelie volgens Lucas 24,30. Het oude altaar was blijkens een inventaris van circa 1837 in 1833 geprivilegieerd: ‘den grooten autaer gepriviligieert op den 24 juny 1833 voor zeven jaren’ (S.A.T. kerk Widooie nr 30 blz. 68r). Mogelijk had deze speciale wijding, dit verlenen van een privilegie, iets te maken met het feit dat de kerk van Widooie een jaar later onafhankelijk van deze van Haren zou worden en van dan af op eigen benen zou staan.

Links de bruiloft van Kana – rechts de Emmaüsgangers

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden inwoners van Widooie graan en vlees verstopt op de zoldering van de kerk, ter hoogte van het altaar. De Duitsers vielen binnen in de kerk en keken ook op de zoldering. Bij een eerste controle vonden ze evenwel niets. Toen ze terug beneden kwamen zagen ze daar enkel graankorrels liggen. Hun tweede inspectie van de zoldering leverde meer resultaat op en de onfortuinlijke inwoners waren al hun daar verstopte goederen kwijt.

Het begin van de 20ste eeuw was blijkbaar een periode dat het kerkmeubilair dringend aan vernieuwing toe was: ‘aangezien de preekstoel der kerk van Widoye over een tiental jaren is moeten afgebroken worden omdat de effen planken waaruit hij aaneen geslagen was gansch vermolmd en verrot waren, dat dus de kerk geen preekstoel bezit, dat zulks uiterst lastig valt voor den predikant en tevens voor de toehoorders’. Er wordt beslist aan de hogere overheid te vragen een preekstoel te mogen plaatsen waarvan het bestek en het plan volgens den stijl der kerk en hare andere meubels opgemaakt. De kostprijs bedroeg 900 frank. (beraadslaging van 07/01/1906) Volgens een inventaris van de roerende goederen van de kerk van Widooie, opgemaakt omstreeks 1837, waren ‘eenen predikstoel conform aen de drij autaeren biegtstoel en communiebank alle maekhet tot luyk’ de preekstoel, de altaren, de biechtstoel en de communiebank in Luik vervaardigd. (S.A.T. kerk Widooie nr. 30 blz. 69r) De nieuwe preekstoel werd vervaardigd in eikenhout in de stijl van de 12de eeuw. Uiteindelijk zou deze preekstoel circa 1.280 BEF kosten.

In 1906 werd het nieuwe altaar gewijd door de bisschop. De Postrijder van 02/09/1906 berichtte hierover als volgt:
Webede. – Verleden Dinsdag heeft Monseigneur den Bisschop het hoofdaltaar der kerk van Webede gewijd en terzelfder tijd het H. Vormsel aan de kinderen dezer parochie toegediend. Bij deze gelegenheid had de christene bevolking er aan gehouden Zijne Doorluchtigheid op waardige wijze te ontvangen.
Alle huizen waren bevlagd: kerk en straten waren prachtig en rijkelijk versierd. Het zij ons toegelaten hier onze gelukwenschen te bieden aan de jufvrouwen van Webede, die langen tijd op voorhand aan de versieringen gewerkt en ze met zooveel smaak voltrokken hebben.
Mgr werd door eenen prachtigen stoet te Tongeren afgehaald. Deze was gevormd door een twintigtal keurig versierde rijwielen. Daarop volgde de fanfarenmaatschappij van Piringen, welke onderweg de schoonste stukken van haar repertorium ten gehoore bracht.
Het rijtuig waar zijne Hoogwaardigheid den Bisschop had plaats genomen werd voorafgegaan, begeleid en gevolgd van 42 fiere ruiters. Iedereen bewonderde de goede orde van den stoet en bijzonder die der ruiterij, waarbij de kennissen van Mr Henry Meyers, oud onderofficier der lansiers, zeer goed waren te pas gekomen.
Om 9 ure werd Mgr plechtig ontvangen aan de pastorij, waar onze E.H. pastoor Hem in eene hartelijke en innig roerende taal verwelkomde.
Een kind (het dochtertje van Mr Ed. Clerinx) las eene lieve aanspraak met zooveel gevoel dat Mgr het verlangen uitdrukte dit pareltje als aandenken te bezitten. De heer Onderwijzer sprak in naam der bevolking van Webede in eene keurige, gespierde en diepgedachte taal.
Zijne Hoogwaardigheid antwoordde met woorden die uit het hart welden en weerklank vonden in de harten der omstaanders, bij wie zij geestdriftige toejuichingen uitlokten. Na afloop der plechtigheden in de kerk werd Mgr stoetsgewijze naar de pastorij teruggebracht. Vooraleer afscheid te nemen van de bevolking van Webede, dankte Mgr nogmaals voor het gul onthaal en de bewezen eer, tevens verklarende, dat het bezoek aan ons klein dorpje eene zijner aangenaamste herinneringen zal blijven.

In maart en augustus 1926 en 28 januari 1938 hadden stormen grote schade toegebracht aan het dak van de kerk. Dringende herstellingen dienden uitgevoerd te worden (vergadering kerkfabriek 03/10/1926 en 30/01/1938).

Op 04/04/1937 oordeelde de kerkraad ‘dat de kerk begint vochtig te worden en er kachel in de kerk dient geplaatst te worden, daar het volk en parochie zulks ook verlangt, neemt het besluit, met eenparige stemmen een kachel in de kerk te plaatsen’.

In 1953 dienden dringend herstellingen aan het dak van de kerk uitgevoerd te worden om ’te voorkomen dat het water zou binnensijpelen in de voormuren van de kerk vormende de twee kapellen: doop en biechtkapel’. (vergadering van 04/10/1953). Een jaar later wordt gesproken over ‘de opfrissing van onze kerk, die sinds 1896 niet meer geverfd is en dus wel een nieuw kleedje verdient, daar de tot nu toe gedane rondhalingen voor dat doel de hoop wettigen dat de nodige som wel zal bijeengehaald worden, stemt de kerkraad met deze opfrissing in’ (vergadering van 03/10/1954). De kerk was in 1868 ook al geverfd zoals blijkt uit de volgende passage uit de inventaris van de roerende goederen van de kerk opgemaakt omstreeks 1868: ‘in 1868 is de kerk in Widoye door het fabrijk geverft door Nicolaes Clerinx kostende vijf hondert en vijftig frs’ (S.A.T. kerk Widooie nr 30 blz. 71r). In de periode 1974-1975 voerde de pvba Van Gompel uit Leopoldsburg de laatste grote verfwerken tot nu toe uit (kostprijs 172.744 BEF) waarbij spijtig genoeg de oude muurschilderingen overschilderd werden (Archief provincie nr. 1275). In dezelfde periode – onder pastoor Proesmans – werden de oude banken, de stoelen met rieten zittingen en de privé stoelen vervangen door de uniforme stoelen die er nu nog staan.

In het midden van de 17de eeuw had de kerk van Widooie een jaarlijks inkomen van 30 mudden. De kerkfabriek kon rekenen op 10 mudden en 4 vaten. Een Tongerse mudde bestond in die periode uit 8 vaten en een mudde koren telde 2hl 43l 20 cl.

Lijst van pastoors

  • Charter in 1208. Jean wordt op het feest van de H. Lucia in 1208 voor wangedrag berispt door proost Marchoald (charter nr. 1)
  • Charter in 1293: de écolâtre (geestelijke aan het hoofd van een kathedrale school) Matthias doet een legaat aan de pastoor van Widooie (geschiedenis van het begijnhof blz. 304)
  • Charter in 1380: Arnold van Riksingen wordt door Ricald van Luik (stichter), benoemd tot begunstigde van het altaar van het overlijden in de begijnhofkerk van Tongeren
  • Charter 09/05/1410 Jean Hofacker (Reg 8 folio 74)
  • Jean de Palude vertrekt in 1415 om pastoor van de Sint Lambertuskapel te Berloz te worden ter vervanging van Gilles Lotteaz
    Akte 07/10/1415: Renier van Malmondario, pastoor van Villers bij Hannuit (Reg 8 folio 37 verso)
  • Charter 1421: Godfried Coex, oud-plebaan van Tongeren (Reg 7, folio 158 t III blz. 29)
  • Charter 1439: Gérard is getuige bij het testament van plebaan Coen
  • Charter 1464: Bartholomeus Hacken, overleden in 1464 (Reg 31 Hasselt folio 70)
  • Charter 1472: Renier van Rutten (Reg 57 folio 254)
  • Charter 1475: Renier van Grootloon, overleden in 1483 (Reg 57 folio 256)Akte 22/06/1483: Gilles Hoeffmans alias van Loffelt, kanunnik van O.L.Vrouw van Tongeren, die zijn ambt in 1485 neerlegt (Reg 46 folio 17, t II, blz. 340)
  • Akte 29/12/1485: Jacques Vogels, organist, beneficier van Sint-Michel en St Lambert, overleden in 1522, hij liet aan de kapel van Widooie een legaat van 84 florijnen na, om een rente van een mud rogge te kopen (Reg 46 folio 25, Reg 32 Hasselt, folio 345 verso)
  • Akte 24/03/1522: Theodoor Fabri verbleef te Rome als secretaris van Jules, (voornaamste/kardinaal) priester van St Laurent, hij treedt af in 1528
  • Akte 08/01/1528: Jean Mathie van Lauffeld, geestelijke, afgetreden in 1535 (Reg 46 folio 152 verso)
  • Akte 11/06/1535: Godfried de Vivario alias Chinay, kanunnik van O.L.Vrouw te Tongeren vanaf 1517, blind geworden, treedt hij af in 1560 en overlijdt in 1565 (Reg 46 folio 176, t II, blz. 347)
  • Charter in 1561: Jean Bruninx, kanunnik van O.L.Vrouw, treedt af in 1565 (t II, blz. 359)
  • Akte 03/08/1565, Jean Poesmans, priester, treedt af in 1578 (Reg 8, in fine folio 95)
  • Charter 1578: Jean Leunis, ten gevolge van de pest overleden in 1579 (Diva Tungrensis blz. 157)
  • Charter 1580: Jean Capgea, kanunnik van Hoei, resideerde nog in 1598 (Salomon Henrici vol II, folio 298, RAHSB054, 227v
  • Akte 07/06/1599 Denis Botton
  • Akte 01/04/1604: Jean Dawans
  • Akte 05/05/1606. Regnier Herkium
  • Akte 01/06/1606: Hubert Balien
  • Akte 1606: Hubert Melaerts
  • Akte 12/06/1635: Barthelemi Boes, subplebaan (Reg 287 Hasselt, folio 24)
  • Charter 1674: Nicolas Berden van Tongeren, zoon van Jan en Elisabeth van Hamont. Op 18/07/1698 geeft het kapittel hem een stuk grond voor zijn kerk, stuk grond gelegen naast het kerkhof van Widooie. Op 14/04/1724 maakt hij zijn testament, op 01/04/1727 overlijdt hij te Tongeren en wordt begraven in de St Niklaaskerk. Op 02/10/1725 huurde hij van Nicolaas Houbriex, een tuin van twee roeden, gelegen te Widooie en toebehorend aan de inkomsten van het armenbestuur van de gemeente (Reg 11, folio 108, Reg 281 Hasselt folio 9, Reg 14 folio 50 verso, Reg 292 Hasselt folio 80)
  • Akte 09/08/1727: Jean Knapen, geboren te Heks op 10/04/1703, priester, afgetreden in 1741 (Reg 292 folio 90)
  • R 09/06/1741: Nicolas Berden, geboren te St Huibrechts Hern in 1712, overleden op 11/03/1743 (Reg 293 folio 72, Reg 281 folio 216 en 246)
  • R 17/05/1743: Ferdinand Dieudonné Jansen, priester, gedoopt te Ieper op 03/9/1718, broer van P.D. Jansen, de plebaan van Tongeren, op rust in 1792, maar leeft nog in 1797 wanneer de plebaan Reg. van Herck over hem schrijft: “vir a probitate vitae et zelo pastorali omnino commendabilis nunc viribus exhaustus est” (Reg 281 Hasselt folio 254, Reg 293 folio 109)
  • 21/12/1792: Louis Ramaekers, geboren op Terhove en gedoopt te Haren op 26/06/1763, zoon van Leonard en Catherine Lemoine, priester gewijd te Keulen op 19/09/1789. Hij wordt veroordeeld tot deportatie omdat hij weigerde de eed van haat tegenover het koningschap af te leggen. Hij vlucht naar Duitsland en de geestelijke dienst wordt toevertrouwd aan Francois Levalois, een priester die de eed wel afgelegd heeft en een oud franciscaner van het klooster van Tongeren. Ramaekers keert in 1802 terug en treedt in 1804 af. Hij overlijdt op 14.7.1816 te Tongeren (Reg. 284 folio 10, Reg 295 folio 245).
  • 1804: Henri J. van Driesch van Tongeren, als regulier kanunnik aangenomen te Tongeren op 29/06/1778, priester op 13/10/1783, neemt de taak als pastoor op tot maart 1810. De parochie was verenigd met deze van Haren in 1804.
  • 09/10/1810 – 26/09/1834: Joseph Deploige, geboren te Widooie op 06/03/1757, zoon van Joseph en Gertrude Moers, priester gewijd op 10/03/1781. Hij wordt achtereenvolgens benoemd tot vicaris van de pastoor van het begijnhof van Tongeren in 1784 en vicaris van het begijnhof zelf op 15/03/1788. Joseph Deploige weigert de eed van haat tegen het koningschap en van trouw aan de Franse republiek af te leggen (Thijs, 1881, blz. 123). Samen met pastoor Labhaye van het begijnhof riep hij op tot verzet en durfde het in zijn preek zelfs aan de gelovigen op te roepen niet langer meer te spreken met de priesters die de eed wel afgelegd hadden. Pastoor Labhaye werd op 08/12/1797 uit zijn woning gezet. Joseph Deploige werd op 30/06/1798 veroordeeld tot deportatie omdat hij de openbare rust verstoord had, openlijk de rebellie gepreekt had, hij de lont aan het kruitvat van de opstandig stak, een briefwisseling voerde met de vijanden van de staat, kortom dat hun aanwezigheid op Franse bodem een publiek gevaar inhield. In de nacht van 7 op 8 juli 1798 kan hij samen met pastoor Labhaye en medekapelaan Lodewijk Coenen van het Tongers begijnhof naar Holland vluchten. Op 05/08/1798 wordt de veroordeling nogmaals bevestigd. De drie keerden pas terug na het afsluiten van het Concordaat tussen Napoleon en Pius VII op 17/07/1801, in het geval van Deploige pas in 1804. Door een akte voor notaris van Beethoven te Tongeren, op 26/07/1832, schenkt hij een weide aan de gemeente, op voorwaarde dat daarop een pastorie gebouwd wordt en dat jaarlijks een mis opgedragen wordt in de parochiekerk. Joseph Deploige overlijdt te Widooie op 26/09/1834.

    Blijkbaar waren er wel parochianen van Widooie die de eed van haat tegen het koningschap en van trouw aan de Franse republiek afgelegd hadden. In het stadsarchief van Tongeren (S.A.T. kerk van Widooie, nr 24) worden een aantal ‘retracties’ of terugtrekkingen van deze eed bewaard. Dat was o.a. het geval voor Hubertus Arckens (04/05/1800), Martinus Poisman (07/01/1801), Erasmus Desiron (15/03/1801), Arnoldus Houbrix (15/03/1800) en Jan Poesmans (04/05/1800). Bij wijze van voorbeeld geef ik hier een stukje van zo’n ‘retractie’, let op de grote teneur van boetvaardigheid:

    ‘in den naem des vaders ende des soons ende des heijligen geest Amen. Ick onderschreven Arnoldus Houbrix parochiaen van Widoye verlicht en geraeckt sijnde door de gratie en bermhertigheijd Godes declareere en getuijge de groote faute die ick begaen hebbe met den eet te doen van haet aen het koningschap van aengekleefheijd en getrouwigheijd aende constitutie van ’t jaer 3 gedragen door de Wet van 19 fructidor 5 jaer, veroordeelt sijnde door het sienelijck hooft van onse moeder de H. kerck en doorgrond sijnde van knagingen van conscientie ende een oprecht leetwesen vervoegt met een gemorselt en veroodmoedigd hert van te retracteren, herroepen ende vernietigen in het geheel en overal den geseyden eed, gelijck ick herroepe ende vernietige door dit tegenwoodig opstel van af te sweeren ende te abherreren alle de doolingen van welcke gehandelt is in het nieuw frans decreet oft constitutie eenen viesen reuk tegen de leeringe van Godt en de H. kerck hebbende, ende te belooven van waer te nemen alle occasien om te herstellen voor soo veel als de omstandigheden van tijd en andersints sullen toelaeten het scandael dat ick gegeven hebbe.’
  • 1834 – 1841: Pierre Guillaume Gos, geboren te Diepenbeek in 1802, priester gewijd in 1825, datzelfde jaar als kapelaan benoemd te Hoepertingen, in 1834 verhuist hij naar de bijkerk van Widooie die afgescheiden is van Haren, hij richt er het genootschap van de Rozenkrans op, in 1841 wordt hij pastoor benoemd in Vreren, waar hij op 01/01/1871 overlijdt.
  • 29/12/1842 – 1862: Jean Baptiste J Coenegrachts van Tongeren, wordt in 1862 pastoor benoemd van Grand-Jaminé, waar hij overlijdt.
  • 1862 – 1871: Amand Godefroid D’Awans: geboren te Montenaken op 03/02/1807, overlijdt te Widooie op 14/01/1871, ligt begraven op het kerkhof te Widooie.
  • 23/02/1871 – 1890: Pierre Michel Séverin de Fastré van Tongeren. Zijn ‘intrede’ te Widooie werd als volgt omschreven in ‘De Postrijder’ van 18/03/1871:

    ‘Men schrijft ons uit Widoye: Zoo als gij het in uw nummer van verleden zaterdag hebt aangekondigd is de E.H. Michael de Fastré van Tongeren en gewezen kapelaan van Hoesselt, heden, 13 maart, als pastoor onzer parochie ingevoerd. Om elf uren is men processischewijze onzen nieuwen herder in de pastorij gaan afhalen. Onder het zingen van den Benedictus werd hij ter kerk geleid, waar alles volgens voorschrift der statuten van het bisdom werd onderhouden. Geheel onze parochie als ook de conferentie waartoe Widoye behoort hebben bij het kerkfeest willen tegenwoordig zijn. Ook bemerkte men onder de aanwezigen den E.H. deken van Bilsen als ook eenige vrienden en verwanten van onzen herder. De E.H. deken van Tongeren heeft ons uitgelegd wat de pastoor voor de parochie en wat de parochie voor den pastoor zijn moet, om deszelfs bediening vele geestelijke vruchten te doen voortbrengen. Het inwendige onzer kerk met hare schoone versiersels heeft aller aandacht op zich getrokken. Bij de terugkomst uit de kerk hebben drie onzer dochters namens de parochie eene kostbare pendule aangeboden. Eene nam ’t woord en deed eene welgezette aanspraak waarop onze herder zeer passend heeft geantwoord. Het aandenken aan deze plechtigheid staat diep in ons geheugen geprent. Lang zullen wij ons herinneren aan hetgeen wij op dezen schoonen dag gezien en gehoord hebben’

16 jaar later, in de Postrijder van 22/01/1887 duikt pastoor de Fastré opnieuw met naam en toenaam op wanneer men een overzicht geeft van de Nieuwjaarsgiften geschonken aan Z.H. Leo XIII (de Paus). Voor de parochie Widoye noteert men de volgende giften: M. de Fastré, pastoor: 10,00 – M. Nelissen Pascal: 5,00 – M. Poismans Joannes: 3,00 – Dignef: 2,00 – Prosmans Maria: 1,00 – Prosmans August: leve de Paus, 1,00 – Prosmans Joannes: 0,50 – Prosmans Joanna: 0,50 – Prosmans Edouard: om eene goede eerste communie, 0,25 – Rondhaling in de kerk: 10,00 – Totaal der parochie Widoye fr 33,50. In 1876 schonken de pastoor en de parochianen van Widoye 43,00 franken nieuwjaarsgiften aan Paus Pius IX. De Postrijder van 22/01/1876 geeft geen detail van dit bedrag.

  • 01/08/1890 – 09/07/1903 Petrus Joannes Cornelis, geboren te Elversele op 19/04/1857, overleden te Elversele op 09/01/1909. Hij schonk een van de huidige glasramen van de kerk.
  • 1903 – 1936: Jozef Knapen, geboren te Tessenderlo in 1863, overleden te Tongeren op 18/02/1938, begraven te Widooie op 23/02/1938. In 1891 werd hij priester gewijd te Luik. Hij was achtereenvolgens kapelaan te Alken (1891) en Tongeren (1898). Naar hem werd de Knapenstraat vernoemd. Hij ligt begraven op het kerkhof te Widooie.
  • 1936 – 1969: Jan Pieraerts, geboren te Sint-Truiden op 23/01/1893, priester gewijd te Luik op 25/05/1918, kapelaan te Schurhoven Sint-Truiden van 1918 tot 1936, vanaf 1969 rustend pastoor te Widooie en aldaar overleden op 16/09/1972. Hij ligt begraven op het kerkhof te Widooie. De notulen van de vergadering van de kerkraad van 06/04/1969 bevatten de volgende passage: ‘Daar het denkelijk de laatste keer is dat de pastoor als dusdanig zal optreden bedankt hij al de aanwezigen voor hunne nauwgezetheid in het uitoefenen van hun ambt als lid van kerkraad en kerkbureel, hun genegenheid voor hun pastoor, die ze altijd goed geholpen hebben vooral met hun welgegeven raadgevingen, wenst dat ze deze trouw en genegenheid overdragen op zijn opvolger, drinken samen een goed glas en een lekkere sigaar en besluiten met een vurig gebed voor alle aanwezigen’.
  • 1968 – 1979: René Proesmans, geboren te Koninksem op 30/05/1924 en overleden te Tongeren op 21/09/2003. Hij werd priester gewijd te Luik op 22/07/1951, was kapelaan van de Sint-Brigidaparochie te Koersel (1951-1956) en van de Sint-Aldegondisparochie te Alken (1956-1960). Vervolgens was hij pastoor te Wauberg-Peer (1960-1968) waar hij een kerk bouwde, Piringen en Widooie (1968-1979), Genenbos-Lummen (1979-1984) en tenslotte te Sluizen (1984-1992) waarna hij op rust ging.
  • 1973 – 1977: Frans Spaas: geboren te Hasselt op 30.12.1927, priester gewijd te Luik op 20/07/1951, professor te Luik en te Eupen tot 1954, onderpastoor te Hoei van 1954 tot 1963, pastoor te Surlemez van 1963-1966, pastoor te Vucht van 1966-1970, pastoor te Leopoldsburg van 1970-1973, overleden te Widooie op 06/10/1977.

Pastoor Cornelis, Knapen en Proesmans

  • 01/09/1979 Hendrik Plessers: geboren te Peer op 21/02/1935, priester gewijd te Luik op 10/07/1960, van 1960 tot 1964 pedagogie en godsdienstwetenschappen gestudeerd aan de K.U.L, van 1964-1972 professor aan de Normaalschool te Maasmechelen, van 1972-1978 directeur aan dezelfde Normaalschool, van 1978-1981 professor aan het regentaat te Tongeren, van 1981-2000 inspecteur godsdienst van het lager onderwijs. Op vrijdag 05/11/2004 werd hij in de parochiezaal van Widooie gevierd voor zijn zilveren ‘ambtstermijn’ te Widooie.

Kosters

Een kerk kon vroeger niet zonder koster. In veel parochies moet men het nu noodgedwongen zonder stellen. Een aantal namen is bekend. In 1838 bijvoorbeeld werd Andreas Vroonen tot koster aangesteld. In de zitting van de ‘fabrijkraad der sukkersale kerk van Widoye’ dd. 04/10/1885 beslist men een jaarbedrag van 27,50 fr aan de koster toe te kennen ‘voor het luiden der klok in tijde van onweder en tempeest’. Een zelfde ’taak’ werd reeds geciteerd in een stokregister van 1728 (st kerk Widooie nr. 7, folio 56r) waarbij zelfs verwezen wordt naar het jaartal 1579: ‘de anno 1579 aen den kuster geassigneert zijn geworden vuijf groot 9 roeden om ter tijdt van tempest en onweder de klok te luyden, mits nogtans moet den kuster jaerlijkx aen den arme van wijdoije leveren seven en halve koppen kooren’. In de Postrijder van 18/11/1905 duikt het overlijdensbericht van koster Jan Herman Poismans (1843-1905) op: ‘Uit Widoye meldt men ons de droevige tijding van het afsterven van den heer Jan Herman Poismans, Koster, echtgenoot van Dame Philomena Pirlot, geboren te Widoye den 9 September 1843 en aldaar godvruchtig in den Heer overleden den 17 November 1905. De betreurde afgestorvene laat aan de zijnen het stichtend voorbeeld van al die schoone deugden welke den echten christen kenmerken. Hij was vroom, met een gulden hart begaafd, steeds genegen eenieder dienst te bewijzen. Op deze aarde heeft hij den Heer trouw gediend; in den Hemel zal hij de kroon der zegepraal ontvangen. Zijne nagedachtenis zal blijven voortleven in het geheugen van al degenen die hem gekend hebben. De plechtige lijkdienst gevolgd van de teraardebestelling zal plaats hebben in de parochiale kerk van Widoye, dinsdag aanstaande, 21 November om 10 ure. Vergadering ten sterfhuize, om 9.45 ure’

In 1944 beslist de kerkraad dat de wedde van de organist die tot hiertoe maar voor de hoogdagen dienst deed, verhoogd wordt van 150 tot 1.200 frank (vergadering van 02/04/1944). In 1957 wordt de wedde van de koster op 3.500 frank gebracht, die van de organist op 3.000 ‘deze ook hebbende de wedde van de zangers 693 frank’ (vergadering van de 1ste zondag van januari 1957). In 1959 werd de wedde van de koster al verhoogd tot 4.500 frank en deze van de organist tot 4.000 frank (vergadering 04/01/1959). Andere gekende namen van kosters waren o.a. Leonard Rameckers (1707), Jozef Proesmans (1862-1952) en Jozef Poismans (1900-1971).

Jaar 1906 1916 1926 1936 1946 1956 1966 1976
Koster 110 110 250 730 1642 3500 5151 12000
Zangers 0 0 100 300 675 693 0 3372
Orgelist 50 50 75 100 1600 3000 5371 8500
Koorknapen 18 24 40 90 202 555 1000 1980
Klokkenluiders 20 20 20 20 222 462 462 0
Uit de rekeningen van de kerkfabriek van de periode 1906-1976 blijken de volgende uitgaven en opbrengsten (in BEF):
1906 1916 1926 1936 1946 1956 1966 1976
55 55 100 100 1100 2500 5250 7429
Opbrengst van offergelden en geldinzamelingen

Wie kerk zegt, denkt ook aan kerkfabriek en kerkmeesters. Aan de hand van de beraadslagingen en andere gegevens heb ik de volgende lijst (1835-2005) volledig kunnen samenstellen. Maar ik begin met enkele oudere ‘losse gegevens’ (st Widooie kerk nr. 29). Op 03/03/1806 worden Jean Poisman, Hubert Arckens en Leonard Meyers benoemd in de functie van marguilliers (kerkmeesters) van de kerk van Widooie, d.w.z. van de chapelle auxiliaire de la succurssale de Haeren. Op 30/04/1812 worden Hubert Arckens, proprietaire (eigenaar), en Leonard Meyers, cultivateur (landbouwer), conseillers de Fabrique de la paroisse de Widoye benoemd. Op 19/06/1812 worden de volgende vijf kandidaten voorgedragen: Jean Deploige cultivateur, Francois Ramaekers cultivateur, Gilles Deploige cultivateur, Henri Boermans cultivateur en Gilles Martin Poisman maitre charpentier.

Leden van de ‘fabriekraad’: Ghijsens Martinus (1835-1842), Ramaekers Leonard (1835-1867), Heynen Gilis (1835-1841), Lambie Gilis (1835-1867), Meyers Leonard (1835), Meyers Hendrik (1837-1852), Deploige Joseph (1842-1844), Lahaye Martinus (1844-1866), Vroonen Andreas (1845-1862), Meyers Egidius (1853-1878), Kersten Herman (1863-1924), Delvigne Joseph (1868-1915), Pirlot Willem (1867-1897), Poismans Arnold (1868-1892), Ramakers Leonard (1879-1890), Clerinx Eduard (1891-1929), Meyers Willem (1888-1938), Pirlot Christiaan (1899-1928), Vroonen Waltherus (1905-1923), Poismans Egidius (1916-1946), Vanheers Jozef (1924-1929), Vanheers Jules (1930-1939), Delvigne Joseph (1930-1944), Poismans Adelin (1930-1939), Smeysters Jozef (1939-1962), Ramaekers Jozef (1940-1943), Schoutende Gustaaf (1939-1949), Ramaekers Jean (1943-1984), Duchesne Jozef (1945-1952), Bijloos Urbain (1952-1970), Poismans Jozef (1947-1971), Langenaeken Jean (1950-1997), Hermans Jozef (1962-1974), Louwet Georges (1970-heden), Leus Georges (1971-1975), Hermans Roger (1974-heden), Ramaekers Paul (1984-heden), Neven Lambert (1975-1989), Nossin Yves (1989-heden), Langenaeken Theo (1997-heden),

Het ‘bureel der kerkmeesters’ zag en ziet er als volgt uit:

voorzitter: Heynen Gilis (1835-1838), Ramaekers Leonard (1839-1843, 1847-1850, 1851-1852, 1853-1854, 1861-1863), Meyers Hendrik (1843-1844), Lambie Gilis (1844-1847, 1850-1851), Lahaye Martinus (1852-1853), Meyers Egidius (1854-1855), Vroonen Adreas (1855-1859), Lambie Guillaume (1859-1861, 1863-1865), Kersten Herman (1865-1868), Pirlot Willem (1868-1897), Meyers Willem (1898-1938), Poismans Adelin (1938-1939), Vanheers Jules (1939), Smeysters Jozef (1939-1957), Bijloos Urbain (1957-1970), Langenaeken Jean (1970-1997), Hermans Roger (1997-heden)

schrijver/secretaris: Ramaekers Leonard (1835-1838, 1843-1846, 1857-1859, 1864-1868), Meyers Hendrik (1838-1840, 1852-1853), Heynen Gilis (1840-1843), Lahaye Martinus (1846-1849, 1854-1857, 1859-1861), Lambie Gilis (1849-1852, 1861-1863), Meyers Egidius (1853-1854), Kersten Herman (1863-1864, 1868-1870), Poismans Arnold (1870-1892), Meyers Willem (1893-1897), Pirlot Christiaan (1898-1928), Vanheers Jules (1928-1939), Smeysters Jozef (1939), Schoutende Gustaaf (1939-1949), Ramaekers Jean (1949-1984), Louwet Georges (1984-heden)

schatbewaarder: Ghijsens Martinus (1835-1838, 1841-1843), Lambie Gilis (1838-1841), Deploige Joseph (1843-1845), Vroonen Andreas (1845-1852, 1857-1860, 1861-1863), Ramaekers Leonard (1852-1857, 1860-1861), Meyers Egidius (1863-1864), Kersten Herman (1864-1873), Delvigne Joseph (1873-1915), Clerinx Eduard (1916), Poismans Egidius (Gillis) (1917-1946), Poismans Jozef (1947-1971), Leus Georges (1971-1975), Neven Lambert (1975-1989), Nossin Yves (1989-heden)

We sluiten dit uitgebreid ‘hoofdstuk kerkelijke geschiedenis’ af met een overzicht van de broederschappen die in de 19de en het begin van de 20ste eeuw te Widooie actief waren (S.A.T. kerk Widooie, nr 48). Let vooral op de ronkende namen:

  • Het Apostelschap des gebeds van het Aartsbroederschap van het Heilig Hart van Jesus
  • Broederschap van den H. Rozenkrans
  • Genootschap tot verlossing der verlatene zielen des Vagevuurs
  • Broederschap van den heiligen Franciscus de Sales of Salesius tot voortplanting van ons heilig geloove
  • Congregatie van de derde orde van St. Franciscus

Het kerkhof

Op het kerkhof staan twee oude grafkruisen. Het eerste (84cm hoog, 49cm breed, 15 cm dik) liet Nicolaas Moers in 1551 maken. De voorzijde herinnert aan zijn vrouw Yke die in 1551 overleed; de achterzijde aan zijn oom Willem Gijsen en diens echtgenote Liesbeth. Op de voorzijde wordt een gekruisigde Christus en een doodshoofd afgebeeld. Het opschrift luidt: ‘Dit cruis heet Claes Moers doe make voer die vrouwe Moers Yke syn lieve huysfrou gheweest is sterf int jaer…1551 de XXIIIJ..dach januarius Bidt God voer die siele’. De tekst op de achterzijde is de volgende: ‘..dese heet Claes Moers doe make ter eeren en ghedenkenis van synen oem W..Gisen en syn huysfrou Lysbet Gisen om voer die sielen te bidden 1551’.

Het tweede 17de eeuwse grafkruis (157cm hoog, 81cm breed en 15 cm dik) is dat van Catharina Pollard die in 1689 op vijfjarige leeftijd overleed. Het kruis draagt een dubbelblazoen (twee wapenschilden, links een hoorn en 7 ruiten, rechts drie hoofden), Jezus aan het kruis en een geknielde vrouwenfiguur. De tekst luidt als volgt: ‘Hier ligt begraven Catharina Pollard alt synde vyf jaren dochter van de eersame Ian Pollard ende Jehenna Mors gestorven den 16 martii 1689’. Op de achterzijde staat een vrouwenfiguur afgebeeld die door een zwaard doorboord wordt.

In de gemeenteraad van 09/02/1904 wordt beslist orde te brengen in de wanorde die blijkbaar op dat ogenblik op het kerkhof heerst, waar bij het delven van nieuwe graven, resten van lijken tevoorschijn komen:
‘Overwegende dat tot hiertoe geene de minste orde in de aanduiding der grafplaatsen is nagekomen geworden, zoodanig dat het herhaalde malen gebeurd is overblijfsel van lijken, die nog niet vergaan waren, te zien uitwerpen bij het delven van grafkuilen. Dat om deze onteering, aan de stoffelijke overblijfsels der overledenen toegebracht in ’t vervolg te vermijden het betaamt dat de grafkuilen in orde en zonder onderbreking uitgeworpen worden. Dat om de uitvoering dezer beslissing te verzekeren het betaamt eenen persoon hiervoor aan te stellen en dezen uitsluitelijk met het delven der graven te gelasten. Besluit: Lambert Portugaels-Rouffart dezer gemeente hier van te gelasten. Hij zal recht hebben op eene vergoeding van 2,00 f per graf voorafgaandelijk te betalen door de familie de overledene’.

Tegen de muur van het kerkhof werd een monument voor de gesneuvelden en de oud-strijders van de eerste wereldoorlog opgericht, al vermeldt het monument ook de jaartallen 1940 en 1945. Het volledige opschrift luidt als volgt:

SONY DSC

In verband met de dood van Lambert Portugaels maakt pastoor Knapen na de oorlog het volgende verslag op: ‘…Dan bleef het weer met patroeljeeren, tot op Zaterdag 15 aug. toen na het lof 150 huzaren het dorp kwamen ingerend, gevolgd van duizend infanteristen (het 75e Hannoversche). Al de wapens moesten worden ingeleverd, op doodstraf, iedere vijandelijkheid van Burgers zou zoo gestraft worden, dorp zou worden afgebrand enz. De pastoor werd als gijzelaar meegenomen naar het veld. Op eens gaan er twee geweerschoten af. Lambert Portugaels, een man van 70 jaar, die een oud verroest geweer kwam inleveren, werd doodgeschoten op een binnenwegske, dat naar het kamp leidt. Een Duitsch soldaat komt zeggen, dat de man op hem geschoten heeft en dat hij met een schot geantwoord heeft, dat de dood van den ouderling voor gevolg had. Na onderzoek echter bleek het, dat het verroest geweer zelfs niet geladen geweest was; toen zei de soldaat dat de man op hem gemikt had, en hij toen twee maal geschoten had, waarvan het tweede schot raak geweest was. Niettegenstaande de tegenspraak van den soldaat, bleef de bevolking veroordeeld, om van 6u ’s avonds tot ’s morgens 5u in de kerk te worden opgesloten. Niets mocht baten, dat vonnis terug te trekken. Eindelijk, door toedoen van Mijnheer Advokaat Emile Neys (geboren Maestrichtenaar) die in ’t duitsch zeer ter tale is, en niet gier op zijn wijn, werd het vonnis opgeheven, en eenieder mocht naar huis gaan, maar zich niet meer buiten huis vertoonen tot ’s anderendaags ’s morgens’.

Over de oud-strijders en de gesneuvelde noteerde pastoor Knapen: ‘Elf man werden onder de wapens geroepen. Daarbij nog één vrijwilliger: Rouffaer Victor. Clerinx Jac. weduwnaar en vader van een kind sneuvelde in Lize St Joseph op 6 oogst 1914. 5 werden in 1914 te Luik gevangen genomen (gekwetst) 1 is van uit Oostvlaanderen geïnterneerd geweest in Holland (aftocht Antwerpen) 5 zijn aan ’t front gebleven, één heeft het oorlogskruis en is gegradeerd’

Onderwijzer H. Nossin schreef in 1920 een ‘Monographie der gemeente Widoye’ waarin hij de oorlogsgebeurtenissen te Widooie beschreef. Hij besteedde tevens aandacht aan het lot van de soldaten die opgeroepen werden om hun land te verdedigen. Ik laat meester Nossin zelf aan het woord: ‘Ongelukkiglijk allen zijn niet wedergekeerd. De kranigste van allen, Clerinx Jacobus, heeft er het leven bij ingeschoten in een der eerste gevechten rond Luik, den 5 Augustus 1914. ’t Was alsof hij een voorgevoel had van zijnen aanstaanden dood, want, den dag van 1 Augustus, toen hij ’s morgens vertrok, riep hij in de straten van het dorp: ‘Die mij nog wil zien, kome nu kijken, het is de laatste maal’. Grootaers Julien, in Luik aan het hoofd zoo erg gewond dat hij een stuk van zijn oor en 9 tanden verloor, werd als krijgsgevangen naar een Duitsch kamp gevoerd, waar hij zoodanig verzorgd werd, dat zijne vrienden hem bijna niet durfden naderen, zulk eenen walgelijken geur verspreidde zijne wonden. Gelukkiglijk is hij na den wapenstilstand gezond wedergekeerd. Dieu Andries werd onder de puinen van het fort van Loncin ongedeerd uitgehaald en als krijgsgevangen weggevoerd. Werden nog krijgsgevangen gemaakt: Dewalf Antoine, Ramaekers Jozef en Nijs Jozef. In Duitschland verbleven zij tijdelijk in een kamp en tijdelijk bij de boeren om het veldwerk te verrichten. Leus Christiaan, na te Dendermonde aan zijn been gewond geweest te zijn, werd in Holland, na den val van Antwerpen, geïnterneerd. De overigen Desiron Arnold, Nossin Auguste, Rouffaer Auguste en Victor zijn aan het front gebleven tot na de overwinning der bondgenooten. Rouffaer Auguste werd tot tweemaal toe gewond aan de hand en Nossin Auguste heeft zijn linkerbovenarm gebroken gehad en zal het gezwel, dat hij er van behouden heeft, meedragen naar het graf’.

Auguste Rouffaer (geboren te Widooie op 14/03/1895) was de vader van de bekende acteur Senne (officieel Felicien) Rouffaer en de grootvader van actrice Greet Rouffaer en regisseur Vincent Rouffaer.

Over de dood van Lambert Portugaels gaf de onderwijzer de volgende details: ‘maar op zaterdag 15 augustus kwamen zij in groot getal het dorp binnengestormd. Het lof was juist uit en de Eerwaarde Heer Pastoor Knaepen zat biecht te hooren, toen twee officieren hem verplichtten den biechtstoel te verlaten. Hij moest met hen mee door het dorp om de menschen aan te sporen hunnen wapens in te leveren. Dat werd gedaan door velen en tot dat getal behoorde ook Lambert Portugaels, een zeventigjarige grijsaard, onbekwaam om nog een geweer te hanteeren. Met zijn geweer op weg naar het bivak, werd hij onderweg in eene weide door de Duitschers neergeschoten. Zij zeiden dat hij geschoten had. Niemand had nogthans een schot gehoord buiten de twee schoten die op hem werden afgevuurd. Ooggetuigen bevestigen deze waarheid. De arme man heeft in de ergste pijnen moeten sterven want de kogel was door de dij gedrongen en haastige hulp had zeker den man van den dood gered, maar niemand mocht bij hem komen. Zoo lag hij omringd van Duitsche wacht tot ’s anderendaags, toen men toeliet hem te begraven. Zijn beide handen waren met bloed besmeurd en de wonde gaapte vreselijk’.

De naam van Arnold Desiron vond ik tevens terug in ‘De Postrijder’ van 13/02/1937, toen in zijn overlijdensbericht verwezen werd naar zijn oorlogsverleden: ‘Widoye – Overlijden – Onder een grooten toeloop had gisteren, Vrijdag alhier de plechtige lijkdienst plaats van M. Jean Arnold Desiron, oud-strijder, geboren te Widoye den 17 juli 1880, en er godvruchtig overleden, den 8 Februari 1937, bediend met de laatste HH. Sakramenten. De betreurde overledene maakte gansch den oorlog mede en gedroeg zich als een dappere. Met geknakte gezondheid naar huis gekomen, is hij eindelijk bezweken aan de kwaal die hij tijdens de oorlogsjaren opdeed. Door zijn afsterven wordt nogmaals het getal slachtoffers van de wreeden oorlogsgeesel vermeerderd’.

Kruisen

In de Holle straat staat een stenen gedenkkruis of ‘ongelukskruis’ dat herinnert aan een dodelijk ongeval. Op 07/07/1894 overleed Jean Royer hier na een ongeval met zijn paard (de tekst op het stenen kruis luidt: ‘B.V.D.Z. (Bidt voor de ziel)/ Van/ Zaliger/ Jean Royer/ Hier verongelukt door zijn paard/ Den 7 juli 1894/ Oud/ 55/ Jaren’). In de overlijdensakte staat hij genoteerd als handelaar, 55 jaar oud, geboren te Marlinne (de Franse benaming voor Mechelen-Bovelingen), weduwnaar van Plugers Maria en echtgenoot van Plugers Marie, zoon van Maximilien en Plugers Barbara, woonachtig te Roclenge (Franse benaming voor Rukkelingen-Loon).

 
 

Een gedachteniskruis werd meestal geplaatst ter nagedachtenis aan een plots (soms gewelddadig) overlijden. Het opschrift van dit stenen kruis in de Kapelstraat (weg naar Vechmaal) is verweerd, doch met wat moeite kan men de volgende tekst ontcijferen: ‘Ici..tue par son cheval..sieur Pierre Herckens D’Ophers le 6 juin 1841 Priez dieu pour son ame’ hetgeen vertaald wil zeggen: Hier werd door zijn paard gedood: de heer Pierre Herckens van Opheers, 6 juni 1841. Bid God voor zijn ziel. In de overlijdensakten van Widooie vond ik geen overlijden terug op 06/06/1841. In de burgerlijke stand van Opheers wordt op 26 maart 1841 het volgende overlijden genoteerd: ‘Pierre Herckens, âgé de soixante ans, profession de cabaretier, fils de feu Joseph Herckens et de feu Cathrine Cordie epoux de Marie Cathrine Bormans domiciliee � Opheers’. (vert: Pierre Herckens, 60 jaar oud, herbergier van beroep, zoon van wijlen Joseph Herckens en van wijlen Catharina Cordie, echtgenoot van Maria Catharina Bormans woonachtig te Opheers). In dit overlijdensbericht wordt geen melding gemaakt van de omstandigheden van het overlijden, noch van de plaats van overlijden. Er wordt enkel bij vermeld dat Pierre Herckens om 4 uur in de namiddag overleden is. De aangifte gebeurt om 6 uur namiddag van dezelfde dag. Indien het ongeval te Widooie gebeurde, moet de dood onmiddellijk ingetreden zijn, in het bijzijn van getuigen (bekenden), die het lijk dadelijk naar huis vervoerd hebben. De burgerlijke stand van Opheers vermeldt geen ander overlijden dat in aanmerking komt. Indien steen en overlijdensbericht dezelfde persoon betreffen, dan vermeldt de steen waarschijnlijk de datum van plaatsing en niet de datum van overlijden. Anders is het verschil tussen 26 maart en 6 juni niet te verklaren.

In de toponymie van Vechmaal vond ik de volgende Vechmaalse overlevering over hetzelfde gebeuren: ‘Volgens de volksoverlevering zou daar iemand op dodelijke wijze van zijn paard gevallen zijn. Hij volgde de oude Tongerse weg en keerde terug van de apotheker te Tongeren. Op de plaats waar het ongelukskruis nu staat gebeurde het ongeluk. De ruiter kwetste zich erg aan de apothekersfles, sukkelde terug op zijn paard, maar hij bloedde uit. In een van de eerste huizen van Vechmaal aan de Tongerse straat werd hij opgenomen en verzorgd. Het gebeurde dateert van het midden van de vorige eeuw’.

 

Op het Tomke staat tevens een gietijzeren gedachteniskruis of ongelukskruis. Eén arm van het kruis is afgebroken. In de volksmond wordt het ‘Poosekruis’ genoemd. ‘Poos’ was de bijnaam voor de familie Walmach. Volgens de overlevering zou Franciscus Walmach hier verongelukt zijn (bron: Agnes Testelmans). Franciscus Walmach werd te Widooie geboren op 10/07/1829 als zoon van Walter en Catharina Ramakers. Hij huwde met Maria Vroonen. Zijn echtgenote overleed op 04/12/1865, zij was toen 42 jaar oud. Hij zelf overleed iets meer dan zeven jaar later op 29/01/1873, hij was amper 44 jaar oud. Aangezien op het kruis zelf geen enkele tekst meer terug te vinden is (noch een naam, noch een doodsoorzaak) is het raden naar de precieze doodsoorzaak. Volgens de overlevering zou er sprake zijn van een ongeval met een paard.

De melkerij

In de Schoolstraat stond destijds de ‘melkerij’. Dit gebouw stond tussen de woning van het gezin Hugo Langenaeken en Martha Roeffart (Knapenstraat 31) en het schoolhuis (Knapenstraat 25). Oudere inwoners hebben het zeker nog gekend. Het gebouw werd het laatst bewoond (tot begin 1961) door John Peeters en Lilly Hermans (thans Kertsbornstraat 59) en enkele jaren later afgebroken. De kelders zijn nog lang daarna zichtbaar gebleven. Zelfs de oudste inwoners kunnen zich niet meer herinneren dat deze ‘melkerij’ nog in bedrijf was. Dat betekent dat de economische activiteiten ten laatste in het begin van de 20ste eeuw gestopt zijn.

Ik vond een krantenartikel van 1903 dat onder de titel ‘Feest te Widoye’ als volgt berichtte:
‘Het was verleden zaterdag volop feest in ‘Bedeuke’. De Melkerij had een feest aangeboden aan haren gewezen zaakvoerder Eerw. Heer Cornelis, over korten tijd nog pastoor in deze parochie, ter gelegenheid van zijn aanstaande vertrek naar zijn geboortedorp. Al de leden van de melkerij, ten getalle van 32 maar, woonden het feestmaal bij en hadden eraan gehouden, aan hun gewezen bestuurslid, eenen blijk van erkentenis en genegenheid te geven. Den Eerw. Heer Knapen, tegenwoordig pastoor van Widoye, verwelkomde zijnen voorganger in eene lijsterrijke toespraak en noemde hem de stichter en de ziel der melkerij. Eerw. Heer Cornelis bedankt voor het gulhartig onthaal en brengt hulde aan zijnen opvolger; hij vindt de eer hem aangedaan overdreven en meent dat deze eerder aan mijnheer pastoor Derwa toekomt. M. Derwa bedankt voor de te loffelijke woorden die men hem komt toe te sturen; hij zegt dat deze woorden niet in evenredigheid zijn met de diensten die hij bewezen heeft en legt ze ten laste aan de ootmoedigheid van E.H. Cornelis. Na nog een dankwoord van den voorzitter M. Breuls, wierd er geschonken en gezongen tot laat in den avond. Een goede dag voor de vrede in ons nederig dorpje’.

In ‘De Postrijder’ van 28/09/1907 duikt de melkerij opnieuw op. Het is een verslag van de Provinciale Tentoonstelling te Sint-Truiden. We vinden Widooie terug in de wedstrijd van ‘versche boter van handmelkerijen’. Widooie behoort duidelijk tot de kleinere melkerijen aangezien er ook een rangschikking is voor stoommelkerijen. De uitslag van de handmelkerijen is als volgt: ‘1ste prijs, melkerij van Freeren, met 95 punten, buiten wedstijd, melkerij van Averbode, met 94 punten, 2de prijs, melkerij van Meldert met 90 punten, 3de prijs, melkerij van Schoot met 85 punten, 4de prijs melkerij van Rutten met 65 punten, 5de prijs melkerij van Rosmeer met 55 punten, 6de prijs melkerij van Webede met 52 punten, 7de prijs melkerij van Hoesselt met 50 punten.‘ Webede of Widooie was op het nippertje geslaagd.

Het is niet duidelijk wat de ‘melkerij’ te Widooie precies inhield. Onderzoek op het Kadoc te Leuven heeft enkel aan het licht gebracht dat de boerengilde van Widooie pas op 24/10/1954 gesticht werd door de heer Hamels met Stany de Schaetzen van Brienen als voorzitter. Op 17/04/1973 fuseerde de boerengilde met deze van Bommershoven.

De pastorij

In de 14de eeuw zou de pastoor tegenover de kerk gewoond hebben in een huis van advocaat Jean Boechs (C. Thys, 1889, blz. 414). In de gemeenteraad van Widooie van 08/05/1832 is voor het eerst sprake van een ‘kapellanie’ (pastorij) in de gemeente. De raad neemt het voorstel van de heer J. Deploige, vicaris van de gemeente, strekkende tot het bouwen van eene kapellanie, in overweging. Pastoor J. Deploige wil aan de gemeente een perceel boomgaard, groot twaalf roeden en zestig ellen, gelegen in het midden van het dorp, schenken. Blijkbaar hebben de inwoners al kunnen intekenen en bedraagt op dat ogenblik de som van de giften 1.149 fl 51 cents benevens de karre vrachten benoodigd tot het bijhalen der bouwmaterialen enz. De grondteekening benevens het bestek der kosten opgemaekt ter bouwing van voorschreve kapellanie bedragende de som van 1.449,86 cents. De gemeenteraad meent dat het nadelig zou zijn een dergelijke voordelige donatie niet aan te nemen aangezien de gemeente nimmer eene kapellanie gehad heeft en dat waarschijnlijk na de dood van J. Deploige uit oorzaek van geene woning te hebben de gemeente met groote moeite een ander vicaris zoude bekomen. De gemeenteraad beslist het voorstel van J. Deploige aan te nemen en uit de gemeentekas 300 fl en 35 cents te gebruiken om de kapellanie te bouwen.

Op 26/07/1832 verschijnt Joseph Deploige, pastoor te Widooie, voor notaris Cornelius Martin Joseph Van Beethoven te Tongeren en stelt daar een notariële akte op. In deze akte wordt het volgende opgenomen:

  • gelet op het feit dat Widooie geen pastorij heeft (n’a pas de maison pastorale) schenkt Joseph Deploige een stuk weide van 12 roeden, 60 ellen en 29 voeten oppervlakte aan de Stalestraat
  • deze weide is zijn eigendom ingevolge de akte van 08/04/1823 voor notaris Gilles Joseph Delbouille te Alleur
  • de gemeente moet een deel van het terrein omvormen tot groentetuin en op het andere deel een pastorij bouwen die geschikt is om dagelijks door de parochiepriester bewoond te worden
  • de inwoners moeten bijdragen tot de bouw van de pastorij hetzij in geld, hetzij in materialen, hetzij in handenarbeid naar gelang hun mogelijkheden (zoals ze aan de schenker beloofd hebben)
  • de gemeente moet zo snel mogelijk na het aanvaarden van de schenking zorgen voor de nodige materialen
  • de pastoor moet jaarlijks gratis een jaargetijde zingen voor de schenker en zijn familie en de gemeente moet jaarlijks 42 cent betalen aan de kerkmeester om bij de zang te helpende
  • erfgenamen of andere eigenaars mogen nooit hoge bomen planten die het zonlicht uit de tuin van de pastorij zouden kunnen houden (S.A.T. Widooie kerk nr. 27)

sprake van 130.000 karelen. De eerste gedateerde uitgave is deze van 29/12/1832 aan de zager te Henis om twee eiken bomen te zagen. De laatste factuur dateert van 23/07/1834. In het totaal werd 4.259 gulden betaald. Twee maanden na de laatste factuur overlijdt de schenker, pastoor Deploige. In een stockregister van de kerk (st kerk Widooie nr. 7) vond ik de volgende notitie terug:
‘voors pastoreel huis begonts te bouwen op den 15 april 1833, en daer in begonts te woonen op den 3den december 1833’.

In de notulen van de gemeenteraad duikt de pastorij later bij herhaling op, meestal met betrekking tot uit te voeren herstellingswerken:

29/04/1890: aangezien pastoor Defastré naar Zelck verplaatst wordt, maakt men van de gelegenheid gebruik om de erg verwaarloosde pastorij op te knappen. Het bestek der werken bedraagt 1.485,87 fr. (archief provincie nr 1269) In het bestek is o.a. sprake van veranderingen veroorzaakt door het maken der scheidingsmuur tussen de zaal en de eetplaats, veranderingen aan de beerput en aan het gemak, hernieuwing van het behang, plaatsen van drie nieuwe schoorsteenmantels, schoorsteen en en stuk van de puntgevel afbreken en opnieuw opmetsen, een porseleinen pot voor het gemak, een porseleinen pisbak leveren en plaatsen, het dak afnemen en terugplaatsen.

29/08/1900: aangezien het ‘pastoreel huis’ dringend aan herstelling toe is en nog niet van ‘eenen kornis’ voorzien is en dat de waters sedert lange jaren reeds langs de muren ‘afgeloopen hebbende’, wordt besloten het bestek van de herstellingen, ten bedrage van 1.893,13 BEF uit te voeren.

19/12/1900: de raad keurt de prijsofferte van Joseph Langenaeken, meester schrijnwerker, aannemer van openbare werken te Widooie, ten bedrage van 1.600 BEF voor de herstelling van de pastorij, goed.

27/08/1901: de raad keurt herstellingen aan de pastorij goed, de tekst luidt als volgt: ‘aangezien dat aan de pastorij het gebouw bevattende eenen kolenstal en hennenkot gedeeltelijk is ingestort en, dat het overige dreigt na te volgen, zoodat er geene gedeeltelijke herstelling meer aan mogelijk is en dezen stal volkomen opnieuw moet opgericht worden; dat de heer pastoor tot hiertoe genoodzaakt geweest is het hem noodige regenwater te vatten in een waterstuk, staande tegen den muur der pastorij; en dat het overgestorte water dit gebouw grootelijks benadeeligde. Dat het dus van eene verplichtende noodzakelijkheid is eenen regenput te maken en dezelve met eene pomp te voorzien. Aangezien de som van frs 200 voor onvoorziene bijwerken in het voornaam bestek gebracht reeds gebezigd geworden is voor het beplakken van den geheelen voorgevel der pastorij en het aangelegen gebouw, alsmede voor het vervangen van twee vensters waarvan de houten ramen volkomen rot waren’. Er wordt beslist de werken – gelet op de hoogdringendheid – nog voor de winter uit te voeren. De werken zullen toevertrouwd worden aan de aannemer die de eerste werken uitgevoerd heeft, en zulks op ‘allervoldoenste wijze’.

20/11/1911: In 1911 heeft de gemeente herstellingswerken aan de pastorij uitgevoerd; meer bepaald aan het dak, de vloeren van verschillende plaatsen die volkomen versleten waren, ramen en deuren die meer dan 10 jaar niet meer geverfd waren kregen een nieuwe laag.

De laatste pastoor die de pastorij bewoonde was huidig parochieherder Hendrik Plessers die in 1989 de pastorij van Widooie ruilde voor een comfortabeler onderkomen in Piringen.

De school

Met ingang van 01/10/1974 werden het 4de, 5de en 6de leerjaar afgeschaft bij gebrek aan leerlingen. Op 13/09/1975 volgde de rest van de lagere school. De kleuterschool hield het nog uit tot 1994. In 2002 bood de gewezen school van Widooie tijdelijk onderdak aan 33 kleuters van Piringen, toen deze wegens renovatiewerken tijdelijk moesten uitwijken. De Seniorenbond komt elke woensdagnamiddag in een vroeger klaslokaal samen. Ik geef hierna een lijst van de leerkrachten van de laatste 130 jaren van het onderwijs te Widooie:

Lager onderwijs (periode 1839 – 1974)
A. Vroonen (1839 – 1879)
Theodore Detilloux (1879-1885)
Jean Chretien Vroonen (1885-1890)
Frans Corswarem (1890-1910)
Henri Nossin (1910-1948)
Ivonne Nossin (1940-1975)
Georges Pirlot (1948-1974)

Kleuteronderwijs (periode 1952 – 1994)
Josette Valkeneers (1952-1981)
Myriam Seronvalle (1981-1983, 1987-1994)
Mieke Bruls (1983-1987)

Widooie bezat aanvankelijk geen school. In 1827 komt er een vraag van het gemeentebestuur van Bommershoven om bij te dragen in de kosten van een schoolgebouw aldaar. De gemeenteraad van Widooie gaat er niet op in. De reden is tweeledig: er zijn te weinig kinderen die onderwijs volgen en die gaan naar school in Heks. De beslissing van de gemeenteraad van Widooie van 24/02/1827 luidt als volgt: ‘betrekkelijk het schoolwezen en het huren te bommershoven van een School lokaal, aanmerkt dat zich binnen deze gemeente zeer weinige kinderen bevinden zodat er slechts vier ter schole gaan, dat deze kinderen naar hex gaan om het school onderwijs bij te wonen, welke gemeente weinig verder dan die van bommershoven van deze gemeente afgelegen is, dat de gemeente widoye te hex alwaar een school lokaal aanwezig is niets met allen behoeft bij te dragen, dat er geen voordeel voor de kinderen maar een nadeel voor de gemeente int het cotribueren aan het school lokaal te bommershoven zoude ontstaan‘.

In 1831 genieten 6 jongens en 2 meisjes van onderwijs in een school van een naburige gemeente. Widooie zelf heeft geen school bij gebrek aan inkomsten (S.A.T. 471 nr. 61). Widooie zelf beschikt zeker in 1839 over eigen onderwijs. De onderwijzer is Andries Vroonen en hij geeft les in zijn eigen woning (in 1846 woont hij in de Stelstraat nr. 37, nr. 36 is de brouwerij Lambie, nr. 38 de pastorij en nr. 39 de boerderij Clerinx) . Hij krijgt een maandelijkse ‘vergelding’ (vergoeding) van 55 centimen voor elk bemiddeld kind. Een gemeentelijk schrijven van 17/08/1841 geeft ons meer details: ‘dat den schoolonderwijzer Andries Vroonen ongehuwd is, zijn school word bijgewoond door 40 leerlingen, de behoeftige en kosteloos onderwezen kinders beloopen ten getallen vijftien, hij onderwijst de beginselen der fransche en flamsche taalen en de rekenkunde en christelijke leering, de leering duurt daags zes uren, de schoolonderwijzer is tevens koster, hij verzorgt het lokaal in zijne eigene wooning, op ’s lands kosten geniet hij van een jaarlijks traktement van 150 franken, en op de provinciale van 55 franken‘ (S.A.T. 471 nr. 200)

Schoolfoto van 1924, één onderwijzer (Henri Nossin) met 51 kinderen.
Het meisje voor hem is zijn dochter Ivonne

 

In 1840 is er sprake van een school in de Dorpstraat, zoals blijkt uit het volgende citaat: ‘gelegen te Widoye in de dorpstraet reigenoten de gemeenteschool en de steeg‘, 1840 (st kerk Widooie nr. 35). De oude school en het schoolhuis (thans omgevormd tot eethuis) werden in 1862 gebouwd en kostten toen 11.560 BEF. Pastoor Dawans noteert: ‘Ook tijdens mijn verblijve in Widoye in het jaar 1862, is er eene nieuwe school en eene wooning voer den onderwijzer gebouwen, uitgegeven aan zekeren N. Weerts van Loon voor elf duyzent vijf hondert en sestig franken‘ (S.A.T. kerk Widooie, nr. 30 blz. 27r). Het ontwerp van de school dateert van 05/09/1860 en is van de hand van architect Jaminé. In zijn ontwerptekst schrijft hij o.a. ‘Le batiment sera composé d’une salle d’ecole de 7,30 de long et 6,00 de large – l’habitation de l’instituteur sera composée d’une cuisine, une chambre, une chambre à coucher, une cabinet, deux chambres à coucher à l’étage..

Alle leerlingen zaten samen in een lokaal. Pas toen in de periode 1940-1948 vader en dochter Nossin samen les gaven, werd deze ruimte in twee verdeeld. Mevrouw Ivonne Nossin week met haar leerlingen zelfs een tijdje naar de Stelstraat uit, naar de woning die later betrokken werd door het gezin Felix Schoutende(1908-1988) – Trinette Jacobs (1906-1993) (thans Stelstraat 29). Het huurcontract van 01/09/1942 luidde als volgt: ‘Tussen het Gemeentebestuur van Widooie, vertegenwoordigd door den Heer Poismans Adelin, Burgemeester te Widooie eener zijde en Mejuffers Meyers Henriette en Célestine en consoorten, eigenaars te Widooie anderzijde is overeengekomen hetgeen volgt: de Mejuffers Meyers zetten ter beschikking van het Gemeentebestuur van Widooie een vertrek van het huis gelegen Stelstraat en tegenwoordig bewoond door den Heer Schouterden Gustaaf. Dit vertrek zal dienen als schoolklas: de voor het huis liggende open plaats zal gebruikt worden als speelplaats en achter het huis zal een W.C. gebouwd worden. De onkosten van installatie der nieuwe klas zijn ten laste van het Gemeentebestuur van Widooie‘. De maandelijkse huurprijs bedroeg 125 fr.
Naderhand vond men ook tijdelijk onderdak in de melkerij. De nieuwe klaslokalen werden in 1951 gebouwd. De nieuwe schoolgebouwen waren een ontwerp van Pierre Ulrix. De eerste briefwisseling over de vergroting van de lagere gemengde gemeenteschool dateert al van 1941. De eerste plannen werden in 1942 opgemaakt. In een brief van 12/02/1942 schreef men dat ‘het niet meer mogelijk is een degelijk onderwijs te geven in de thans dienende nood lokalen‘. Het ontwerp van de nieuwe school voorzag in een bibliotheek, één lokaal voor medisch onderzoek, twee klaslokalen en één berplaats. Het bestaande lokaal diende verbouwd tot bewaarschool. Voor de plannen concreet uitgevoerd werden, zouden nog enkele jaren verstrijken. Op 14/06/1952 waren de werken, uitgevoerd door Pierre Beerts van Lafelt/Vlijtingen, beëindigd. De totale kostprijs bedroeg 1.056.535 BEF.

Het oude schoolgebouw herbergde destijds ook een kleine bibliotheek. In de notulen van de gemeenteraad van 2.9.1924 noteert men: ‘gelet op het officieel bevolkingscijfer van 416 inwoners, wordt een jaarlijkse toelage van 0,25 fr per inwoner aan de gemeentelijke bibliotheek verleend, deze toelage dient voor de inrichting en het onderhoud en de uitbreiding van genoemde bibliotheek‘.

In de notulen van de gemeenteraad zijn verschillende verwijzingen terug te vinden over de school en het onderwijs te Widooie. Zij geven een gevarieerd beeld over de plaatselijke toestand. Ik geef graag enkele voorbeelden (vooraan staat steeds de datum van de gemeenteraad):

  • 26/07/1884: 11 jongens en 18 meisjes hebben recht op kosteloos lager onderwijs
  • 10/10/1884: gelet op de wet van 20/09/1884 besluit de raad de gemeenteschool te behouden, het onderwijs van de godsdienst en zedenleer aan het hoofd van het programma te stellen, de pastoor vrij te laten het onderwijs van de godsdienst in de school te geven of er toezicht op uit te oefenen
  • 21/11/1884: gezien mejuffrouw Maria Ramaekers, onderwijzeres van het handwerk van de gemeenteschool, sedert meer dan een jaar niet regelmatig haar ambt vervuld heeft, beslist de raad haar te verwittigen toekomende week regelmatig te beginnen, zoniet zal zij binnen de 14 dagen vervangen worden (in de zitting van 27/12/1884 zal zij ook effectief ontslagen worden)
  • 10/01/1885: Julie Vroonen, naaister, wordt als onderwijzeres van het handwerk in de school aangenomen
  • 05/09/1885: 17 jongens en 15 meisjes kunnen genieten van kosteloos onderwijs
  • 17/04/1888: de raad besluit geen avondschool op te richten, omdat het grootste deel van de kinderen na 14 jaar de gemeente verlaten om in de stad een ambacht te leren of om als dienstbode te gaan dienen
  • 09/07/1888: 18 jongens en 12 meisjes hebben recht op kosteloos onderwijs
  • 02/11/1892: oprichting leergangen voor volwassenen:
    Besluit:
  1. eene avondschool voor volwassenen in te richten volgens het programma van het Staatsbestuur, te rekenen van heden
  2. de heer Corswarem gemeente onderwijzer van dit onderwijs te gelasten
  3. de leergangen zullen drie maal per week plaatsgrijpen in het lokaal der gemeenteschool en dit gedurende de maanden october tot en met incluis junij
  4. een krediet in de uitgaven der begroting in te schrijven van 300 fr om de kosten van dit onderwijs te dekken en Staat en Provincie te verzoeken hierin tusschen te komen bij middel van toelage berekend op de helfte der uitgaven.

08/11/1899: de jaarwedde van Frans Corswarem, wordt gestemd op 1.400 fr. Blijkbaar was deze jaarwedde niet voldoende om ‘rond te komen’ aangezien in het voorjaar van 1900 dikwijls de volgende advertentie in de Postrijder verscheen: ‘Broeieieren van verbeterd Kempisch Russisch ras, de beste leggers, aan 12 centiemen het stuk, bij M. Corswarem, onderwijzer te Widoye‘ (Postrijder van 12/04/1900)

31/10/1900: 14 jongens en 12 meisjes hebben recht op kosteloos lager onderwijs

19/12/1902: 17 jongens en 14 meisjes hebben recht op kosteloos lager onderwijs

25/07/1903: de jaarwedde van onderwijzer Corswarem wordt bepaald op 1.500 BEF

13/11/1903: er wordt voorgesteld de school voor volwassenen af te schaffen omdat ze geen enkel nut zou hebben, dit voorstel wordt als volgt genoteerd:
de heer schepen Deploige doet opmerken dat deze inrichting volstrekt niet aan het doel beantwoord heeft welk de gemeenteraad zocht te bereiken. Dat het getal jongelieden, in ouderdom om nog nut uit deze leergangen te trekken en die de klassen bijwonen, onbeduidend is; dat de schoolbevolking, die gewoonlijk niet hooger bereikt dan een twaalftal personen, meestendeels is samengesteld uit inwoners van hoogeren ouderdom – waaronder vijftigjarigen, bijzondere vrienden of familieleden van den onderwijzer, die er enkel hunnen tijd gaan doorbrengen om getal te maken, wat te praten en hunne pijp te rooken. Dat eindelijk den bekomen uitslag niet beantwoord heeft aan de lasten welke de gemeente in dergelijk onderwijs te dragen heeft, en stelt voor aan den raad deze leergangen af te schaffen‘. De stemming eindigde op drie stemmen voor de afschaffing en drie stemmen tegen de afschaffing. Men besluit de avondschool af te schaffen.

09/02/1904: er wordt opnieuw beraadslaagd over het behoud van de avondschool voor volwassenen. Nadat de gemeenteraad op 13/11/1903 beslist had de avondschool te schrappen, is de onderwijzer blijkbaar in het verweer gegaan en heeft een brief aan de gouverneur gericht om de school te behouden. De gemeenteraad weerlegt op overtuigende wijze de argumenten van de onderwijzer en beslist andermaal, deze keer eenparig, de avondschool af te schaffen.
mededeling genomen hebbende van eenen brief van de Gouverneur dezer provincie in datum 4 februari bevattende aanmerkingen strekkende tot het behoud der avondschool… Overwegende dat deze leergangen voor den gemeenteraad zijn afgeschaft voor gewichtige als gegronde redenen waarvan niet eene is wederlegd of betwist geworden. Dat het verslag der schoolinspectie, opgemaakt achtervolgens inlichtingen hem door den belanghebbende onderwijzer gegeven voor ons geene waarde heeft, daar wij die ons ter plaatse bevinden beweren na zulks zelf te bestatigen dat er nooit 21 jongelieden de avondlessen bijgewoond hebben… Dat indien de schoolregister 17 a 21 jongelieden aanduidt als zoudende de school hebben bijgewoond in november l.l. dit eene opgave is, voorbereid voor de noodwendigheden der zaak en eene lijst van grootendeels toegenegen figuranten die onmiddellijk verdwijnen zoodra het gezochte effekt bereikt is. Dat om zich hiervan te overtuigen het belangstelling geweest ware de schoolinspectie onverwachts een bezoek in de avondschool te zien doen en zijne opzoekingen verder te dragen dan op de maand november.
Overwegende eindelijk dat eene tienjarige ondervinding ons voldoendelijk bewezen heeft dat in een kleine gemeente van 300 inwoners, niets beters van dergelijke instelling te verwachten is, in tegenwoordigheid van het onbeduidend aantal getal jongelingen van 14 tot 19 jaren welk nog na het werk, genegen zijn deze leergangen te volgen…
Besluit eenparig, en meer dan ooit, zijne genomen beslissing betrekkelijk de avondschool te behouden, en niet toe te stemmen dat de gemeentecenten hieraan nog langer zouden verkwist worden daar er niet eene ernstige reden, pleitende voor het behoud dezer inrichting, is bijgebracht geworden
‘.

 

Josette Valkeneers
Yvonne Nossin
 

Het beroep van onderwijzer was vroeger een veel omvattende taak. Meester Corswarem was ook dirigent van het zangkoor zoals blijkt uit deze kleine aankondiging in ‘De Postrijder’ van 22/10/1904: ‘Widoye – Maandag 24 dezer om half tien zal het zangkoor onder de leiding van M. Corswarem de Requiemmis volgens de uitgave en methode van Solesmes uitvoeren. De orgelbegeleiding, insgelijks volgens de Benedictijnen, is toevertrouwd aan M. H. Leus. Eene puike uitvoering is dus voorop verzekerd.‘ In de Postrijder van 14/01/1905 duikt meester Corswarem weer op wanneer hij, orgellist van Webede, in het O.L.V. College te Tongeren aan meer dan vijftig orgelisten, kosters en zangers uitleg geeft over de uitvoeringswijze van den kerkzang.

In ‘De Postrijder’ van 24/12/1910 verscheen een stukje over het afscheid van onderwijzer Corswarem. ‘Webede. – Droefheid en mismoed ontstonden in het hart van iederen Bedeunaar toen verleden week de mare van het vertrek van Mijnheer Corswarem rondvloog. Al lang was zijn heengaan aangekondigd, maar nog niet zoo scherp gevoeld als toen men de met meubels geladen wagen over het dorpplein zag rollen. Webede immers verliest in den huidigen schoolopziener een man van kennis en aanzien. Hij was de ziel van het dorp, niemand ondernam iets gewichtigs of het plan werd aan Mijnheer Corswarem blootgelegd en naar zijn beleid uitgevoerd en zelden of nooit heeft men het zich beklaagd volgens zijne aanwijzing gehandeld te hebben.
Maandag namiddag toonde hij nog zijne innige genegenheid voor zijne oud-leerlingen. Allen droegen een stuk lekkernij naar huis dat de kindervriend hun als tweede uitdeeling van St. Niklaas had gebracht. De achting van allen draagt de Heer Schoolopziner naar zijn nieuwe verblijf mede en in Webede zal hij nog steeds wellekom zijn.

  • 13/07/1915: de jaarwedde van onderwijzer Hendrik Nossin wordt vastgesteld op 1.600 BEF
  • 09/03/1917: de wedde van onderwijzer Hendrik Nossin wordt verhoogd tot 1.800 BEF
  • 11/07/1917: om de regelmatige schoolbijwoning te bevorderen wordt het aren lezen of na-oogsten alleen toegelaten vanaf 4 uur namiddag tot 7 uur ’s avonds, overtredingen worden bestraft met een boete van 1 tot 10 franken.
  • 15/09/1919: de raad aanvaardt het ontslag van Julie Vroonen (60 jaar oud) meesteres van naaldwerken
  • 28/12/1919: mevrouw J. Deziron-Nijs, naaister wonende in Widooie, wordt aangenomen als meesteres van naaldwerken, tegen een jaarlijkse bezoldiging van 150 BEF.
  • 02/09/1924: gelet op het officieel bevolkingscijfer van 416 inwoners, wordt een jaarlijkse toelage van 0,25 fr per inwoner aan de gemeentelijke bibliotheek verleend, deze toelage dient voor de inrichting en het onderhoud en de uitbreiding van genoemde bibliotheek
  • 21/06/1926: het zomerverlof in de lagere school te Widooie zal voortaan aanvangen op 1 augustus en eindigen op 15 september.

Ter Hoven

Volgens ridder Georges de Schaetzen van Brienen was Ter Hove een Gallo-Romeins domein dat in handen viel van Frankische hoofden en in 773 eigendom werd van de abdij van Corbie. Het erfbezit van het hof van Corbie te Widooie Terhove of Tenhove geheten, 120 bunders groot, viel ten deel aan Margareta, de tweede dochter van Godfried van Bocholtz en Alexandrina van Wittenhorst. Naargelang de bronnen wordt Tenhove/terhove de ene keer onder Widooie gesitueerd, de andere keer onder Bommershoven. Het ligt thans op het grondgebied Bommershoven, de Mombeek vormt daar de grens. Margareta was gehuwd met Arnold Huyn van Amstenraedt, heer van Geleen. Willem, de tweede van hun drie kinderen, graaf van Huyn, kanunnik van de kathedraal van Luik en proost van de kapittelkerk van Fosse, verkocht op 27/05/1650 ‘den pachthof gelegen tot Bideu‘ aan Edmond van Spauwen, oud-burgemeester van Tongeren, voor de som van 14.250 gulden Brabants. Pachter Jan van Omalia beriep zich op zijn pachtcontract en stelde een proces in tegen van Spauwen. Van Omalia verloor. De verkoper had zich evenwel het recht voorbehouden de eigendom van Terhove terug te krijgen mits terugbetaling van dezelfde kapitale som. Anna Margaretha van Spauwen, dochter van Edmond en Catharine Scroux, huwt met Lucas Tiecken, licentiaat in de rechten en burgemeester van Tongeren (1670, 1671, 1673, 1689, 1692).

Hun dochter Maria Cecilia Tiecken erft het goed Tenhove te Widooie. Van 1714 tot 1727 had zij met de gemeente een lang rechtsgeding aangaande de betaling van het bondergeld. Bij haar overlijden gaat Tenhove op 26/04/1747 naar haar zuster Anna Christina Tiecken, grootmeesteres van het Begijnhof van Tongeren. Vervolgens gaat Tenhove naar haar zuster Anna Maria Tiecken en haar broeder Arnold Tiecken (geb. 11/04/1685 – overl. 05/11/1756). Arnold werd schout van Tongeren. Uit zijn huwelijk met Elisabeth Van der Smissen werd Pieter Michiel de Tiecken geboren (30/04/1735) kapitein in dienst van Frankrijk. Hij was de volgende eigenaar. Samen met zijn echtgenote Anne Catharina Kempeners had hij twaalf kinderen. Het elfde was Maria Michiel Balthazar de Tiecken de Terhove (geb. 11/01/1777 – overl. 08/07/1848) generaal en baron. Het twaalfde kind was Rudger de Tiecken de Terhove (14/01/1780 – 22/04/1860) oud kapitein-majoor, lid van het Nationaal Congres en Baron. Hij was gehuwd met Petronile van Muysen. Zijn oudste dochter Maria Louisa Wilhelmina de Tiecken huwde met Hendrik Willem Breuls en erfde het kasteel van Terhove. Hun zoon Alfred Breuls erfde op zijn beurt Ter Hove en was getrouwd met Maria van Aken (de familie van Aken was eigenaar van het kasteel van Widooie). Er volgde een onverdeeldheid tussen hun kinderen Emma Breuls, Emile Breuls en Nicolas Breuls.

 

Nicolas Breuls trouwde met Caroline Naveau de Marteau (kasteel van Wouteringen) en had als enige dochter Juliette Breuls. Nicolas stierf enkele jaren na zijn huwelijk. Emile Breuls had een zoon Jozef. Emile stierf enkele weken na zijn broer Nicolas, nadat hij op zijn begrafenis een bronchitis opliep. Terhove werd toen eigendom van een onverdeeldheid bestaande uit Juliette Breuls en haar neef Jozef Breuls. Deze verdween in de eerste wereldoorlog. Juliette Breuls huwde met Georges de Schaetzen van Brienen (08/03/1887 – 10/04/1961, volksvertegenwoordiger) en hadden als kinderen Marie, Norbert, Madeleine, Jean, Stany, Benoit en Albert. Georges de Schaetzen van Brienen deed heel wat opzoekingen omtrent het verleden van Terhove. Minister P.W. Segers schreef naar aanleiding van het overlijden van ridder de Schaetzen in ‘De Volksmacht’ van 22/04/1961: ‘Liefst koos hij de moeilijke weg. Die gesteltenis bracht hem ertoe zich, als edelman, bezig te houden met de belangen van de werkmensen al werd dit hem kwalijk genomen… Anderen zorgden voor syndicaat en mutualiteit. Hij werd de pionier van de coöperatie. Dat was durven! Voor de stichting van ‘L’Economie’ de latere coöperatie ‘Welvaart’ heeft ridder Georges de Schaetzen alles bijgedragen wat in zijn vermogen lag: zijn werkkracht, zijn geld, zijn relaties, zijn persoonlijke borg. Hij heeft de weg vrijgemaakt en gewaakt over de kinderziekten van de thans zo bloeiende en machtige coöperatie ‘Welvaart’.

Georges’ zoon Stany huwde met Nicole de Schaetzen en werd eigenaar van Terhove en het kasteel van Widooie na de dood van zijn vader in 1961. Ze hebben zeven kinderen: Norbert, Bruno, Marie, Henri, Nicolas, Valerie en Laurence. In 1998 werd Terhove eigendom van Bruno en Nicolas.

Het oudste deel is de Romaanse kapel uit de 11de eeuw, gebouwd met stenen afkomstig uit de Romeinse omwalling van Tongeren. Deze kapel werd gerestaureerd en omgevormd tot salon en eetkamer. Hierin bevinden zich polychrome wapenstenen van alle abten en de latere eigenaars van het kasteel. Tegen dit Romaans gedeelte werd in de 18de eeuw het kasteel met de grote toren gebouwd. De kasteelhoeve dateert uit 1723. Alhoewel dit kasteel administratief bij Borgloon (Bommershoven) behoort, sluit het landschappelijk ontegensprekelijk aan bij het kerndorp Widooie.
In het boerderijgedeelte wordt sedert enige tijd aan hoevetoerisme gedaan. Voor meer inlichtingen verwijs ik graag naar de website www.pachthuis.be waar je alle gegevens kan vinden.

Leave a Reply

Your email address will not be published.